Meevallende pechtegenvallers

‘Pech’ kan ook tegenvallen. Dat klinkt nog absurder dan dat pech fijn kan zijn. Vandaag was ik opnieuw in het ziekenhuis. Volledig volgens planning, niets ernstigs, niet voor mijzelf. Niet eens pech dus, meer ‘potentieel verloren tijd.’ Mijn moeder is geopereerd aan staar. Is. Voltooid verleden tijd. Ze heeft een gaasje en een doorzichtig hardplastic kapje op haar oog en praatte, tot een minuut voordat aan het schrijven van dit verhaal begon, honderduit. Nu is ze naar bed. Omdat mij dat oprecht verstandig lijkt. Een staaroperatie mag volgens de folder van het oogziekenhuis een van de veiligste operaties zijn, gesnij in je ogen lijkt me niet bevorderlijk voor je energiepeil. Net zo min als twaalf uur niet eten en drinken voorafgaand daaraan en een roesje. Zelf zou ik in ieder geval blij zijn erna mijn bed in te mogen duiken. En ik ben nog lang geen 83.

Het lijkt mij verstandig, maar komt me ook goed uit. Ik weet niet beter, dan dat je in een ziekenhuis uuuuuuren zit te wachten en had als begeleider dus een tas vol lees- en schrijfvoer bij me. Had uitgekeken naar een dagdeel zonder internet en zonder huiselijke afleidingen, zoals ik ook kan uitkijken naar een lange trein-, bus- of vliegreis. Het eerste uur wachtten we samen en was er, dat had ik ingecalculeerd, van lezen of schrijven geen sprake. Toen mama eenmaal op de snijtafel lag, dacht ik uit de voetenbewegingen van artsen en assistenten die ik van onder het groene gordijntje door zag op te kunnen maken dat er sprake was van Complicaties. ‘Ojee’, dacht ik. Maar ook: ‘Da’s mooi.’ Uit de stapel lees- en schrijfvoer, koos ik de aantekeningen van de workshop Business Model Canvas die ik gisteren gevolgd heb. Zou toch mooi zijn, als dat model me helpt om mijn bedrijf rendabeler te maken, door me te richten op de dingen waar ik ècht goed in ben, voor de klanten die daar het meest voor willen betalen of die me, op een andere manier verder en verder en verder kunnen helpen. Ik had mijn aantekeningen vrijwel allemaal gelezen en samengevat, wilde net beginnen met het model aan het werk te gaan, of….’De begeleider van mevrouw Welten?’

Ik keek op, verrast, gelukkig ook opgelucht,  propte mijn papieren in mijn tas. ‘U kunt komen.’ Mijn moeder zat half rechtop in een apart gereden bed. ‘Hoe is het?’ ‘Het viel heel erg mee. De dokter vroeg of we familie zijn van de vorige hoofdcommissaris van politie in Amsterdam.’ In de uren die volgden, zou ze een paar keer zeggen dat de operatie ‘gezellig’ was geweest en dat artsen van nu veel prettiger zijn dan die van vroeger.

Bijkomen in de wachtkamer, broodje in de kantine, autorit naar huis, kopje thee en nog meer brood, nieuws kijken en nu de één naar bed, de ander achter haar computer.

Tijden veranderen. Ik vreet me niet op over mijn verloren lees- en schrijftijd, maar vrees naderende ‘pech’ van andere orde. Mijn moeder heeft geen wifi. Mijn onlangs bestelde smartphone is weliswaar gearriveerd, maar nog niet in gebruik omdat mijn oude abonnement nog niet verlopen is en ik geen dubbele abonnementskosten wil betalen. De PC op zolder is zwaar onderbeveiligd, terwijl de buren hun draadloze verbindingen juist wel beveiligd hebben – zo stelde ik net vast. Ik ga zo ouderwets experimenteren met telefoonkabels. Lijkt me leuk. Als het lukt, tenminste. Zo niet, dan baal ik. Oprecht. Er is meer dat ik vandaag en morgen, de tijd dat ik bij mijn moeder verblijf omdat zij nog niet alleen mag zijn, online zou willen doen. Ik ken de charme van improviseren en het lijkt me een intrigerend avontuur om in mijn ouderlijke buitenwijk een wifi-adresje te vinden of om, omwille van hun internetverbinding of computer, kennis te maken met de buren. Maar er is veel wat ik nu liever en ook nog eens veel beter doe.

Stok achter de deur van vandaag: Riet Zwarts. Dank je Riet!

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigrgrgrgrgrrrkrkrrrrriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirrrkkkkkkkkkkkkkkkkkkiiiiiiiiiirrrrrrrriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiieee

Te vroeg gejuicht. Ik was de enige die dit ouderwetse inbelgeluid hoorde, en dan ook nog alleen in mijn hoofd. Het is niet gelukt, met die kabels. Gaf ik na een uur of twee koppig proberen toe. Ik maakte een tripje naar een buurthuis. Argentinië-nostalgie. In mijn Argentijnse jaren was wifi onbekend en zocht ik overal naar een goede internetplek.

Is het heel vreemd, ongezond, ADD, dat ik niet in de stress ben geraakt?

Nu snel terug naar m’n moeder, die met moeite geniet van geoorloofd luieren.

Hetzelfde strand, vijf jaar later

strand1-225x300‘Is de lucht nu zo helder, of ligt het aan mij?’ Het uitkijkpunt bij Kijkduin, gisteren aan het eind van de ochtend. Het was druk op dat punt, en overal op het strand aan onze voeten. Alsof het een mooie nazomerdag was. Dat had niets met mij te maken. We zijn vaker in november op die plek geweest en meestal was het dan bewolkt. Bewolkt, druilerig en stil. Al schijnt in mijn herinnering aan de eerste keer dat we samen op dat punt stonden, na een wandeling over het strand vanaf Hoek van Holland, vijf jaar geleden, altijd de zon.

Erwin en ik kenden elkaar toen nog nauwelijks. Na onze nachtelijke kennismaking een paar weken eerder, waren we één keer samen uit geweest. Met een mengeling van blijdschap en verdriet fietste ik daarna naar huis. Blijdschap, want het was leuk geweest. Verdriet want, tja, da’s lastiger. Waarschijnlijk had dat te maken met de teleurstelling die in die tijd meestal op dat soort blijdschap volgde. Liefdesrelaties wilden mij tot dan toe, dus tot diep in mijn dertiger jaren, maar niet lukken. Vind het flauw klinken maar zeg het toch: komt vaker voor, weet ik nu, bij AD(H)D’ers. Om bij mezelf te blijven: ik vond het leven jarenlang een stuk gemakkelijker in mijn eentje dan samen. Al was ik het alleen-zijn vijf jaar terug ook alweer jaren zat.

We hadden om een uur of tien afgesproken, de dag van die eerste strandwandeling, in de trein uit Erwins toenmalige thuisstad naar Den Haag. Een onmogelijk tijdstip, vond ik eigenlijk. Het was dat ik de afspraak heel graag tot een succes wilde maken, dat ik ruim op tijd was. Tot mijn verbazing was Erwin niet alleen op tijd, maar ook nog eens goed voorbereid. Hij had eten en drinken bij zich voor onderweg. Hij had niet eens hoeven haasten… Ik kon daar nauwelijks bij.

Gisteren liepen we dezelfde etappe als vijf jaar geleden in omgekeerde richting. Terwijl we door het zand stapten, minder zenuwachtig, rustiger ook, met een feestelijk gevoel van ‘vijf  jaar alweer, wat een tijd’, zag ik beelden van hoe mijn leven er tot onze ontmoeting uitzag. Ik werkte destijds in een gedeeld kantoor buitenshuis, waar ik soms als eerste binnenkwam en vaak als laatste vertrok. Anders dan in mijn begintijd als freelance journalist, hield ik mijn weekenden meestal vrij. Maar in plaats van aan ontspanning en leuke dingen, gingen ze vrijwel altijd op aan bijslapen, huishouden en de krant lezen. Tot mijn frustratie, leek dat allemaal zinloos. Ik kreeg ik mijn huis nooit aan kant, vaak lukte het me niet om boodschappen te doen voordat de buurtsuper zaterdags om 17 uur dichtging, bleef met krantenlezen bij het vierde of vijfde artikel steken. Alleen als ik vantevoren met iemand afgesproken had, kwam ik ertoe om andere dingen te ondernemen. En alleen als ik ergens over schrijven ‘moest’ las ik daarover alles wat los en vast zat. Ook dat past prima in het AD(H)D-beeld. Of was het gewoon een kwestie van weinig structuur in mijn leven?

De eerste keren dat ik met Erwin afsprak, schrok ik ervan hoe vanzelfsprekend het voor hem was om ’s avonds na het werk of in het weekend overdag, fit genoeg te zijn om dingen te ondernemen. Hij hield me in die zin een spiegel voor: ik zag hoe moe ik zelf was. En dat in een periode waarin ik me voor mijn doen juist goed voelde.

Met de maanden en jaren werd ik fitter en werd mijn, inmiddels ons, huis opgeruimder. Beide heeft veel met Erwin te maken. Samen voel ik me niet alleen beter, de liefde houdt me ook bij de les. Waar ik in mijn eentje regelmatig nachten doorwerkte en daardoor dagen achtereen in een roes leefde, wil ik nu fit zijn. Al is het maar omdat ik bang ben dat Erwin anders snel genoeg van me krijgt. Het huishouden blijft voor mij bijzaak. Maar als ik foto’s zie van hoe het was begrijp ik niet hoe ik destijds thuis overleefde.

Niet alleen de lucht was helderder, gisteren langs het strand, maar ook mijn hoofd. Eerlijk gezegd valt dat me vrijwel altijd op de laatste jaren, als ik ergens kom waar ik een poos niet ben geweest: elke keer zie ik de wereld scherper. Ik zie, ruik, proef, hoor en voel meer. De liefde en zen doen hun werk. Het zand was gisteren ruller dan ik me van andere wandelingen herinnerde, lopen was af en toe zwaar. Ik mopper vaak dat ik moe ben, zou graag nog veel fitter zijn. Desondanks waren we allebei een beetje verbaasd toen, even na zonsondergang, de eerste strandtenten van Hoek van Holland in beeld kwamen. ‘Weet je nog hoe moe we waren, vijf jaar geleden?’ Net als toen, begonnen er vlak voor de eindstreep regendruppels te vallen. Op het klimaat hebben wij geen invloed. Op elkaar des te meer.

Stok achter de deur van vandaag: Marlijn Wesseling. Dank je, Marlijn!

Alles voor een stok achter de deur

tekening-janna-stok-achter-de-deur-300x241Het onwennige gevoel ebt langzaam weg. Niet helemaal, maar genoeg om me alweer eens Vreselijk Stom En Onhandig te hebben gevoeld. Vrij vertaald: Bang voor De Grote Afrekening. Als er ìets is dat ooit tegen me gebruikt kan worden, is het wel de lang uitgestelde stap die ik maandag heb gezet. Ik stuurde een mail rond aan vrienden, familie en kennissen met de vraag om mijn te steunen met deze blog en met de financiering van mijn opleiding Effectief met AD(H)D. Niet aan iedereen, de lijst vertoonde vreemde gaten. Verouderd en min of meer geïmproviseerd e-mailadressenbestand, vandaar. Heb het ooit min of meer complete e-mailadressenbestand op mijn pc nooit overgezet op de laptop die mijn hoofdcomputer werd, vandaar. Ik vroeg om geld, al dan niet via het principe van de al veel genoemde maar hier nog niet nader verklaarde stok-achter-de-deur-groep.

Nu dan eindelijk die nadere verklaring.

Ik heb verteld dat mijn zorgverzekering het werk van het ADHD-centrum niet vergoedt. En wat laten vallen over financiële moeilijkheden. Duidelijker nu: ik heb op het moment dusdanig veel moeite om simpelweg (mijn deel van) de vaste lasten te betalen, dat ik me geen extra’s kan permitteren. Heeft met van alles te maken, maar voor een belangrijk deel, vrees ik, met mijn wat afwijkende relatie met prikkels. Toen ik deze zomer las over de opleiding Effectief met ADHD van het ADHD-centrum, dacht ‘hèhè, dat klinkt stukken beter dan wat ik tot nu toe over hulp bij AD(H)D heb gelezen, dat wil ik’, volgde daarop een mij zeer vertrouwde ‘maar ja’, namelijk de ‘maar ja, dat zit er voorlopig niet in.’

En toen dronk ik koffie met een vriendin die ik lang niet gezien had. Met wie ik ooit veel samenwerkte. Die dus weet van mijn vele ideeën en kwaliteiten maar ook van mijn deadline- en andere afrondstress. En die een andere vriendin blijkt te hebben die wegens ADD al jaren in het medische circuit rondloopt en daarmee maar niet verder komt. Ze was blij te horen over de Wat-werkt-wel-voor-mij-aanpak van het ADHD-centrum en enthousiast over mijn enthousiasme. ‘Ik wil je wel wat voorschieten’, zei ze. Ik verwonderde me. Maar zag ook een eerste zuchtje lucht in de kring der Maar-ja-en en Ja-maren. Een verslag van dit gesprek aan mijn moeder zorgde voor nog meer lucht. Een telefoontje aan het ADHD-centrum met de vraag of zij openstaan voor betalingsregelingen, bezorgde me het eerste blauw tussen de wolken. Genoeg om twee dagen later voor het eerst een hele postwijk fluitend te lopen. En om tweeënhalve week later met mijn billen bloot te gaan voor mijn netwerkclub…. en de stok-achter-de-deur-groep op te richten.

Nu dan eindelijk echt die nadere verklaring.

Toen duidelijk werd dat ik de opleiding Effectief met ADHD kon gaan doen, besloot ik om, parallel daaraan, te gaan bloggen over de ontwikkelingen die ik dankzij die opleiding zou maken. In ieder geval voor de mensen die mijn geld geleend of gegeven hebben, maar, en passant, ook voor ieder ander die het weten wil. Ik wist dat ik het ging doen. Maar ik weet wel vaker dat ik iets ga doen. Vreesde dus dat het bij een plan zou blijven. Om dat te voorkomen, besloot ik om zoveel mogelijk mensen bij mijn plan te betrekken. En vroeg aan de eersten aan wie ik dat plan officieel presenteerde, leden van mijn netwerkgroep bij Impact Hub Rotterdam, om mijn stok achter de deur te zijn. Ik stelde een lijst op met data waarop ik een blog wilde publiceren, vroeg hen om hun naam achter één van die data te zetten en vijf euro aan mij over te maken. De deal: publiceer ik een blog op de datum waar iemands naam achter staat, dan gaat zijn of haar vijf euro naar de aflossing van mijn lening. Komt de blog er op de afgesproken datum niet, dan krijgt de gulle gever zijn of haar geld terug.

Vijftien keer werkte het tot nu toe, één slaperige keer ging het mis. Ik schaamde me minder dan normaal als ik een afspraak niet nakom. Ik kon mijn stok achter de deur van die dag haar geld teruggeven.

Heel groot is mijn netwerkgroep niet. Minder groot dan het aantal vijfjes dat ik nodig heb om de opleiding (af-)te betalen. Ik bereid de stok-achter-de-deur-groep dus graag uit. Al vind ik het vreselijk moeilijk om hulp te vragen. Stom. Onhandig. Gênant. Zou Niet Nodig Moeten Zijn. Als Ik Nu Eerst Eens Achter Meer Opdrachten Aan Ging. Vriendin Heeft Geen Haast, De Aflossing Mag Even Duren. Kan Ik Mijn Tijd En Energie Niet Beter Aan Andere Dingen Besteden?

Wie niet vraagt, die niet wint. Bang voor straf, een absurde gedachte. Ik wil patronen doorbreken. Ook het ‘Ja-maar-het-zit-er-niet-in-patroon.’ En het: ‘Ik-vind-dat-ik-het-zelf-moet-kunnen-patroon.’ Zo nodig met vreemde stappen.

Stok achter de deur van vandaag:  Janna Kool. Dank je Janna!

De zegen van pech

Elf jaar geleden lag ik in het ziekenhuis. Koud twee maanden terug uit hectisch Buenos Aires, werd ik op het ozo rustige Noordereiland in Rotterdam op mijn fiets geschept door een auto. Resultaat: een hersenschudding, meervoudig gebroken kaak, gebroken pink, gescheurde vingerpezen en een paar flinke glassnedes in mijn gezicht en nek. Ik herinner me vaag hoe ik bijkwam, minuten na de klap, allemaal mensen om me heen gebogen zag staan, hen aanstellers vond, op wilde staan, merkte dat ik dat niet kon en dacht – van nu af aan is mijn leven heel anders. Nooit meer fietsen, misschien zelfs nooit meer lopen, en al zeker geen reisjes meer naar Argentinië. Toen enkele uren later een doktershoofd boven mij zei dat mijn letsel er ernstiger uitzag dan ze was, dat ik geen blijvend hersenletsel opgelopen had in ieder geval, was ik opgelucht. En dat bleef ik toen de eerste bezoekers zich aan mijn ziekenhuisbed aandienden en zich wezenloos schrokken van mijn onherkenbaar verminkte gezicht.

´Ben je niet verschrikkelijk boos´, vroeg een van hen. Ik wist nauwelijks waar hij het over had. Tuurlijk, ik was nog wat wazig, dat zal meegespeeld hebben. Maar ik herinner me heel helder dat ik het heerlijk vond om dagenlang helemaal niets te hoeven, zelfs niet te hoeven nadenken. Niet over wat ik zou eten en hoe ik dat zou maken, niet over wat ik aan moest,  niet over wat ik zou gaan doen. Ik werd gewassen, kreeg op gezette tijden een tot pap gepureerde maaltijd en tussen het vele slapen door was er vaak bezoek. De dagen ervoor had ik mijn tanden stukgebeten op een boekrecensie die niet af kwam. De klapper met gevolgen bevrijdde me van de stress. Ik vermoedde namelijk dat de opdrachtgever dit ´excuus´ om mijn deadline niet te halen wel zou accepteren.

Het klinkt absurd, realiseer ik me nu, maar voelde behoorlijk reëel: hoe zeer ik ook in de kreukels lag; ergens was ik bang dat mijn opdrachtgever me toch zou straffen voor de gemiste deadline.

Mijn voornaamste les van vorige week maakt dat een stuk begrijpelijker: als je ervan overtuigt bent dat alles wat je doet tegen je gebruikt kan worden en straf dus altijd op de loer ligt, kan bewijs ´dat het niet mijn schuld is´ je niet hard genoeg zijn.

De afgelopen week zag ik hoe dat mechanisme in meer alledaagse situaties werkt. De oplader van mijn laptop is kwijt. Nog steeds. Nu heb ik altijd altijd al moeite om min of meer op tijd op mijn mail te reageren, maar deze week was daar een Duidelijke Reden: ik kon niet bij mijn mail. Naja, alleen als Erwins laptop vrij was. Of als ik in de bibliotheek zat. Veel minder dus dan normaal. Want nee, ik heb geen smartphone, geen tablet en ook geen beveiligde pc meer. ´Kan ik niet betalen´, ´teveel gedoe om uit te zoeken wat ik dan moet nemen/doen´ en ´wil niet nòg meer afleiding´ zijn in de loop der jaren de voornaamste argumenten daarvoor geweest.

Ik ben stiekem vaak blij met ´pech´: een opdrachtgever die lang doet over het aanleveren van informatie, een vertraagde trein, een slechte nacht, een postwijk die meer tijd kost, ja zelfs een zieke dierbare ´waar ik nu eenmaal tijd en aandacht moet besteden,´ voelen allemaal als prachtige redenen om de schuld voor gemiste deadlines, onvoltooide plannen, altijd maar weer uitgestelde voornemens buiten mezelf te leggen.

´Wat als mijn overtuiging, dat alles wat ik doe tegen me gebruikt kan worden, een absurde gedachte is´, vraag ik mezelf opeens vaak af. Dan had ik natuurlijk best al een nieuwe oplader kunnen kopen, vroeger naar bed kunnen gaan, handiger kunnen plannen, die opdrachtgever achter de broek kunnen zitten. Vandaag had ik een perfect excuus om niets te doen wat ik van plan was: nee, ik sliep niet meer, na mijn slaperige blog van gisteravond. De hele dag ging in slow motion, veel klussen gingen op de lange baan. Maar twee lang uitgestelde andere klussen heb ik nu maar eens geklaard. Ik heb een grote groep mensen om mij heen om steun gevraagd. En ik heb een smartphone besteld, met een abonnement waarmee ik nog belkosten bespaar ook. Voelt onwennig, onzeker, ´stom.´ Maar beter dan alle ´smoezen´ bij elkaar.

Voorbij de siësta

Ik ben hem de hele week blijven voelen, die vermomde onwennigheid. Ben ik bezig, dan bonkt, trilt en duwt mijn lichaam ergens op de achtergrond. Zit ik stil, dan doet het dat allemaal prominent. Soms zijn tranen dichtbij, soms juist blijdschap, verwondering en ongekende kracht. En gisteren overviel mij, uit het bijna niets, een enorme vermoeidheid.

Aanvankelijk leek het vermoeidheid ‘as usual.’ Ik had de post bezorgd. De eerste twee maanden dat ik als postbode werkte, probeerde ik na mijn postronde de dagen voort te zetten alsof ik op pad was geweest voor een interview – even een kop koffie, wat mails, een telefoontje en hup aan het schrijven. Tegen de zomer gaf ik dat op. Post-postmiddagen werden siësta-middagen, waarop ik, soms na wat leeswerk, vaak ook niet, een dutje deed. Het waren de enige drie middagen in een week dat ik fysiek moe genoeg was om me aan gebruikelijke vermoeidheid door slaapgebrek over te kunnen geven. Meestal. Dacht ik na het post bezorgen nog even een boodschapje te kunnen doen of een telefoongesprek te kunnen voeren, dan eindigde ik de middag onuitstaanbaar.

Ik wist dus dat ik gisteren siësta-behoefte zou hebben. Toen mijn postronde – voor het eerst in mijn eentje in een voor mij nieuwe wijk – één, anderhalf, twee uur langer dreigde te gaan duren dan normaal, wist ik dat die behoefte extra large zou zijn. Desondanks fietste ik, op weg naar huis, nog even langs de buurtsuper, voor benodigdheden voor een taart die ik, in het kader van ‘hulpbronnen’ en ‘wat-werkt-wel-voor-mij’, dit weekend zou bakken. Eindelijk thuis, tegen half zes, plofte ik op het logeerbed in de huiskamer, en verbeet mijn neiging om Erwin kwalijk te nemen dat ik niet alleen ongelooflijk moe was maar ook duizelig omdat ik ’s middags te weinig had gegeten.

Na het eten, anderhalf uur later, zou ik de blog schrijven die mijn stok-achter-de-deurteam die dag van me verwachtte. Maar de siësta had niet lang genoeg geduurd. Ik zette de wekker op kwart over acht. Daarna zou ik schrijven en daarna zouden we uitgaan. Dansen, de onwennigheid vieren. Om half negen strompelde ik naar de huiskamer, leende Erwins laptop (de mijne is wegens vermiste oplader nog altijd buiten werking), kroop daarmee terug in bed, draaide me om, zette de wekker op elf uur – zodat ik, zo nodig, het laatste uur voor de deadline kon benutten – en viel in slaap. De wekker van elf uur herinner ik me vaag. Om half zeven ’s vanochtend werd ik enigszins wakker, stond op, pakte een boek, verhuisde naar het logeerbed en viel opnieuw in slaap. Voor het eerst sinds de oprichting van het stok-achter-de-deur-team (verklaring volgt nog steeds…) zes weken geleden, miste ik mijn blogdeadline.

Na een laat ontbijt, kwam ik vanochtend tot de ontdekking dat ik een deel van de taartboodschappen was vergeten en begon ik alvast aan deze blog. Begin van de middag, de blog nog niet af, gingen we de deur uit, op kraamvisite. We bereikten baby, ouders en broertjes wegens treinpech twee uur later dan afgesproken aan,  met de ontbrekende boodschappen, dat wel. Tegen half tien waren we thuis en zette ik het schrijven voort. Het bakplan schoof ik op de lange baan.

De aanval van vermoeidheid bracht herinneringen boven aan mijn burn-out van veertien jaar geleden, en aan coach Anja’s uitleg van het autonoom zenuwstelsel. Normaal zorgt dat stelsel ervoor dat wij, mensen, een gezond evenwicht bewaren tussen inspanning en ontspanning. Mensen met AD(H)D kost dat vaak veel moeite. ‘Wij’ hebben namelijk enerzijds relatief veel prikkels nodig om in actie te komen en zoeken daarom grenzen op, met alle risico’s van dien. Anderzijds zijn ‘wij’ juist extra gevoelig voor prikkels van buitenaf en hebben ‘we’ meer behoefte aan time-outs tussen activiteiten, alleen-zijn, stilte. Een vermoeiende combinatie, die voor burn-outs en allerlei andere fysieke en geestelijke klachten kan zorgen en, begrijpelijkerwijs, voor onbegrip zorgt.

Ben er nog niet uit hoe, maar er zal een relatie zijn tussen die burn-out en mijn vermoeidheid nu. Toen stond ik mezelf voor het eerst toe om mijn werk niet voor alles te laten gaan. Nu laat ik een overtuiging varen die me misschien wel levenslang op scherp hield. Ben benieuwd hoe ik dadelijk, ver voorbij mijn nieuwste vermoeidheid, slapen zal.

Vermomde onwennigheid

heart-300x224Doe mij maar een brok in mijn keel.’ Die gedachte schoot de afgelopen dagen een paar keer door mijn hoofd. Liefst een zoetzure, zoals tijdens het eerste blok van de opleiding Effectief met AD(H)D. Maar een bitterzoute, zoals vorige week in het psycho-medisch centrum, ach, ook goed. Alles liever dan het gevoel dat er iemand, een zwaar iemand, met al zijn gewicht op mijn borst drukt, rond mijn longen en mijn hart. Het gevoel dat opkwam tijdens de eerste oefening die ik deed in het tweede blok van de opleiding bij het ADHD-centrum, bij me bleef tot ik maandagavond in slaap viel en gistermiddag in bijna even volle hevigheid terugkwam.

Die eerste oefening was bedoeld als opbeurende opwarmer: beschrijf een recent ‘sprankelmomentje’, een moment waarop je iets deed waarvoor je je over een drempel heen moest zetten, en waar je, toen je dat eenmaal gedaan had, heel blij van werd. Ik vertelde over mijn presentatie, begin oktober, bij de Impact Hub, waarin ik, in een zakelijke context, vertelde dat ik waarschijnlijk ADD heb – drempel één – en vervolgens – drempel twee – vroeg om mij te helpen de belemmeringen die dat mij opgeleverd heeft, te doorbreken. Vertellend over de positieve energie die die stap me sindsdien nog dagelijks oplevert, voelde ik de spanning die eraan vooraf ging. Vanwege een geplande vervolgstap die ik voor me uit schuif? Misschien.

In een volgende oefening werd me gevraagd, keer op keer op keer op keer op keer, tot mijn antwoorden uitgeput waren, welke gedachten en ervaringen me ervan weerhouden om een van mijn belangrijkste doelen van het moment te bereiken– een groot eigen project (boek?) afronden en tot een succes maken. De eerste antwoorden kon ik zo oplepelen, zoals ik in deze blog al heb gedaan: ‘eerdere projecten zijn ook niet gelukt’, ‘geen tijd’, ‘geen geld’, ‘schaamte’, ‘onvoorspelbaar energiepeil’, ‘zie je wel, ik kan het niet?’. Daarna kwamen antwoorden die ik zo diep weggestopt zitten dat ik me er nauwelijks bewust van ben. En die waarschijnlijk veel bepalender zijn. ‘Angst voor straf’. En: ‘Alles wat ik doe, kan tegen me gebruikt worden.’ Paf. Vind je het gek, dat ik mijn grote stappen nog maar even uitstel? Omhoog, mijn hartslag. En maar drukken, die zware persoon.

Coach-assistent Ciske zette mijn antwoorden op briefjes. Die legde ik vervolgens in een strakke cirkel om het briefje met mijn doel. ‘Hoe kun je zorgen voor meer lucht?’, vroeg Ciske. Ik constateerde dat ik juist de ‘excuses’ die ik het meest gebruik, het gemakkelijkst zal kunnen wegnemen en legde die wat verder uit elkaar. Lucht in de kring. ‘Angst voor straf’ legde ik juist bij mijn doel, net als het positief verwoordde: ‘Geloof in mijn doel en daarvoor uitkomen.’ Hebbes, de sleutel. Kaboenk, kaboenk.

‘Overtuigingen zijn waarheden die niet op feiten berusten maar ongelooflijk bepalend zijn voor je gedrag en je denken’, legde coach Renée vervolgens uit. ‘Je hebt ze ooit opgedaan, bevestigd gezien en op een zeker moment heb je besloten dat ze waar zijn. Daarna hielden ze zichzelf in stand, het ‘zie-je-wel-model’: je bekijkt de wereld vanuit je overtuiging en in alles wat je ziet, zie je òf een bevestiging òf de uitzondering die de regel bevestigt. Het goede nieuws: zo gemakkelijk als je ze opdoet, zo gemakkelijk kun je ze vervangen door andere overtuigingen. Niet van de ene dag op de andere, niet zonder een onwennig of zelfs pijnlijk gevoel in je lichaam.’ Kaboenk, kaboenk. ‘Maar het kan.’

‘Stel dat je overtuiging – Alles wat ik doe, kan tegen me gebruikt worden’ – een absurde gedachte is, in plaats van de ware, wat zouden dan de gevolgen zijn?’ Deze vraag stelde mijn groepsgenote me en beantwoordde ik aanvankelijk alleen in mijn hoofd. Eerst nog wat vaag. ‘Ruimte’, ‘vrijheid’, ‘energie’. En ik zag zonnig beschenen groen. ‘Door welke overtuiging wil je de beperkende vervangen?’ Ook die vraag beantwoorde ik in mijn hoofd. Net als: ‘Wat zou die nieuwe overtuiging je opleveren?’ en: ‘En wat nog meer?’ en: ‘En wat nog meer?’ en: ‘En wat nog meer?’ De beelden werden helderder. Ik hield weer een presentatie, dit keer in volle vanzelfsprekendheid. Enthousiaste reacties, blije gezichten. Later was er de feestelijke presentatie van mijn eerste boek. Straf bleef uit, kritiek, die er, wel was, aanvaardde ik als leerzame feedback.

En er was meer, en meer, en meer, en meer. Dat was te voelen. Alleen al door bij de gedachten. Onwennig, pijnlijk zelfs. Maar zonder de bitterzoute smaak die de opsomming van ellende bij PsyQ me opleverde. Het was geen zwaar persoon die drukte. Het was mijn eigen adem, frisse lucht, die, onwennig, alle vrijheid nam.

Hoe maak ik het rustiger?

Deze blog had ik gisteren bijna af, toen mijn laptop ermee ophield – batterij leeg. En niet alleen dat: ik kon de ‘oplader’ in geen velden of wegen bekennen. Het verhaal voelt sterk verouderd inmiddels, na twee zeer intensieve opleidingsdagen. Ik publiceer het alsnog, al was het maar omdat de oplader nog altijd zoek is. Vanuit de bibliotheek dus. Morgen het vervolg, waarschijnlijk vanaf deze zelfde plek. Weet alleen nog niet hoe laat.

Over een kleine drie uur begint blok twee van Effectief met ADHD. Het thema: ‘Hoe maak ik het rustiger?’ Heb er veel zin in. Een opwarmer met subgroep, afgelopen zaterdag, hielp. Onder genot van een door Laura en mij gemaakte maaltijd (koken voor groepen is mijn relatief nieuwe ‘hulpbron’  – kost me enige moeite en stress, maar word er ook heel erg blij van, waardoor het een energie-motortje wordt) bespraken we wat ieder van ons met de lessen van een maand geleden aan de slag is geweest. Een greep:

‘Als ik me verveel op mijn werk, denk ik niet meer dat ik gek ben, maar ga ik gewoon iets anders doen.’

‘Ik heb een foto naast mijn bed gezet waar ik blij van wordt, zodat ik de dag altijd opgewekt begin’

‘Ik hoef op een feestje van mezelf niet meer met iedereen te praten en gezellig te doen, en kom dus veel minder hyper thuis’

En ik, ik heb geblogt. Heb me er zo aan herinnerd dat schrijven me óók veel energie kan geven. En ben me, al schrijvende, bewuster geworden van de negatieve stemmetjes waarmee ik mezelf afrem. Baal daar steeds meer van. En weet dus steeds zekerder dat ik van die stemmetjes af wil. Het opschrijven helpt. Direct, maar ook indirect, via mijn lezers. ‘Hé, gefeliciteerd,’ zei Erwin gisteravond, ‘het is kwart voor elf en we liggen er al in.’ ‘Wéér te laat’, mopperde ik, ‘Ik wil er om zes uur uit en kom dus niet aan mijn acht uur slaap. Ik wilde zo graag fit zijn, morgen bij de cursus.’ Erwin: ”Wat je water geeft groeit.’ Anke:’Oja. Goed hè, we liggen er voor elven in. En het was nog een goed weekend ook.’ Ik heb heerlijk geslapen.

In het psycho-medisch centrum

bij-de-psycholoog‘Lukt het je niet om het huishouden te doen, wat je ook probeert, of vind je het gewoon niet belangrijk?’ De psycholoog, vrij groot, grote zwarte bril ook, spijkerbroek, springerig kort haar, minstens enkele jaren jonger dan ik, kijkt me vriendelijk aan. Erwin en mijn moeder zitten naast me, ook hun blikken op mij gericht. Wat zal ze zeggen?

‘Ik vind het tegenwoordig fijn als het opgeruimd is, anders voel ik me onrustig. En ik wil niet dat het smerig wordt. Maar als het erop aankomt, dan gaat mijn werk voor. Na het schrijven en regelen, mijn mails. Daarna misschien een afwasje of boodschappen.  Maar nee, inderdaad, ik vind het huishouden niet zo belangrijk.’ Nee, natuurlijk niet, denk ik later, vriendschappen onderhouden is belangrijker. Maar daar besteed ik nòg minder tijd en energie aan, verdomme.

‘Dat hoeft helemaal niet erg te zijn’, zegt de psycholoog, met dezelfde vriendelijke glimlach. ‘Het klinkt misschien raar als ik dat zeg, maar ik meen het.’ Een nadere verklaring kan ik me niet herinneren. Hoezo dan, raar?

Er is meer niet raar, volgens de man die met zijn collega’s zal beoordelen of ik ADD heb. Dat mijn moeder zich vooral herinnert dat ik een makkelijk en avontuurlijk kind was en niets van waar we hier voor komen. Zette ze me in de box, dan pruttelde ik even, maar richtte mijn aandacht al snel op iets anders, het volgende speeltje. Problemen op school, problemen om me te concentreren, opmerkingen, snel afgeleid zijn? ‘Nee, niet dat ik weet. Raar hè, daar kan ik me niets van herinneren.’ ‘Het is toch ook heel lang geleden, mevrouw?’ Maar om een goede diagnose te kunnen stellen, is informatie over mijn jongste jaren belangrijk.

Ik probeer me open te stellen, zoals aangekondigd. Hoe blij ik ook ben met de cursus bij het ADHD-centrum en hoe verbaasd ik ook was over de vanzelfsprekendheid waarmee mijn huisarts en eerdere psycholoog me op medicijnen wezen.  Ik beeld me in dat ik onlangs voor het eerst hulp gezocht heb. Dat ik gek word van chaos in mijn hoofd en dat ik in deze twee mensen eindelijk, eindelijk, eindelijk hulp denk te hebben gevonden.

Bij het handjesschudden vergis ik me in mijn rol. Ik ben nu niet de journalist die deze jonge, ietwat zenuwachtige, ‘zorgprofessionals’ komt interviewen en met luchtige opmerkingen geruststelt, nee, ik ben De Patiënt, die vast zenuwachtig is en gerustgesteld moet worden. ‘U heeft het koffie-automaat al gevonden, zie ik? Dat is goed hoor!’ In de drie uur die volgen onderdruk ik de neiging om mijn gesprekspartners enige basiskennis over het interviewen bij te brengen (‘Vraag altijd door!’, ‘Heeft iemand moeite om een vraag te beantwoorden, kom er dan later op terug!’, ‘Werk niet al te nadrukkelijk een vragenlijst af!’). En verzet ik mij niet tegen het nadrukkelijke zoeken naar Problemen – ik ben in een psycho-medisch centrum, zoals ik het op de uitnodiging genoemd zie worden en daar is ‘ziektebeeld’ nu eenmaal het uitgangspunt. Het is de gangbare benadering, ergens zal het goed voor zijn.

Nee, ik ben niet vreselijk impulsief, antwoorden we alledrie. Ja, er zijn burn-outs geweest. Hoe die eruit zagen? Nou, rot. Opstaan, ontbijten en vervolgens op de bank ploffen om bij te komen. Dit voorbeeld dateert wel al van veertien jaar geleden hoor, zo extreem is het daarna nooit meer geweest. Ja, ook in mijn kindertijd gebeurden er rare dingen. Met de bus naar school en na aankomst meteen in de bus terug stappen, ‘buikpijn.’ Had ik de ziekte van Pfeiffer, zoals de huisarts destijds suggereerde, was ik ziekelijk verlegen, of was er iets anders aan de hand? Dus financiën zijn vaak een probleem? En hoe zit het met seksualiteit?

Ik probeerde me open te stellen. Tot mijn opluchting, heb ik geen witte jassen gezien, zijn er geen elektriciteitsdraden aan mijn hoofd bevestigd, is er geen hersenscan gemaakt en mijn verklaring in het begin – dat kon ik niet laten – dat ik geen zin heb ik medicijnen, namen psycholoog en stagiaire vriendelijk ter kennisneming aan.

Wat was er, zoals verwacht, veel aandacht voor Problemen. Rottigheid als kind, crises als volwassene, potentiële crises tussen Erwin en mij. Niets waar ik nog nooit, met geen enkele hulpverlener of coach of met Erwin over gepraat heb, niets waar ik niet al dagboeken over vol schreef, niets dat ‘ik nog een plaatsje moet geven.’ Ik stelde me open, echt. Misschien hebben ze me iets te bieden, bij PsyQ. Ik wacht de uitslag en een volgend adviesgesprek af. Maar ik vrees dat ik last heb van ‘positieve bubbels’, zoals we dat op de zenschool noemen, positieve ervaringen die je ervan weerhouden om je werkelijk open te stellen voor iets vergelijkbaar-maar-nieuws. Na het eerste onderzoeksuur had ik een brok in mijn keel – door het oprakelen van ervaringen, in combinatie met de vriendelijke doch zorgelijke blikken die deze bij mijn gesprekspartners opriepen. Ook op dag één van de opleiding Effectief met ADHD had ik een brok in mijn keel, in het zoetzure feest der herkenning. Het is me niet gelukt, me helemaal open op te stellen. Doe mij die zoetzure brok maar.

De lange route

de lange routeZaterdagochtend, een link in mijn Facebook-brievenbus: een artikel in Psychologie Magazine, ‘Mijn leven met ADD‘. ‘Shit’, denk ik, ‘weer te laat. Dat stuk had ik moeten schrijven.  Waarom loop ik toch altijd achter de feiten aan?’ Retorische vraag, die ik nu heel makkelijk zou kunnen beantwoorden met ’tja, ADD…..’. Maar da’s te simpel. Er is genoeg dat ik, ADD of niet, wèl voor elkaar gekregen heb. En mijn mede-ADD-ende freelance-journalistieke collega Charlotte van Drimmelen deed het dus ook. En deed nog veel meer, zie ik als ik haar website bekijk. Tien jaar jonger en veel meer opdrachtgevers, au. Ik zie dat zo vaak, maar niet in combinatie met AD(H)D. Al weet ik inmiddels ook dat er aardig wat AD(H)D’ers in de journalistiek zitten.

Ik zet me over mijn jaloezie en ga lezen. ‘Goh, wat ben ik al een stuk verder’, schiet troostend door me heen, als ik lees over de caissière die Charlotte achterna rent omdat ze haar pinpas in het betaalapparaat liet zitten, over hoe Charlotte haar allerbraafste hond per ongeluk op het terras achterliet, hoe ze met haar armen vol boodschappen – ‘ik red me wel zonder tasje’ – naar huis loopt en dan pas bedenkt dat haar fiets voor de supermarkt staat, haar dagen zonder duidelijk begin en eind. Ik herken het structurele te laat komen, inclusief nahijgen van veel te hard fietsen en me een paar keer per dag verontschuldigen. De troep in huis. Die armen vol boodschappen en vergeten fiets. De afkeer van regels. Zij het, dat de extremen waarin Charlotte ze beschrijft, voor mij toch alweer best een poos tot het verleden behoren.

Wat me sterkt in de overtuiging dat mijn eigen zoeken, tien jaar langer dan zij, veel effect heeft gehad. Positief maar misschien ook negatief. Negatief in de zin dat de mantra ‘het zal wel weer niet lukken’ venijnig diep ingesleten zit. Het positieve is tastbaarder: de tijd dat ik een half uur naar mijn interviewaantekeningen moest zoeken voordat ik een artikel kon schrijven, ligt al jaren achter me. En ik durf te stellen dat ik tegenwoordig vaker ruim op tijd dan te laat op een afspraak ben.

Dat ging stapje voor stapje, via omwegen, terugvallen en oplevingen. Ik heb al beschreven hoe ik als kind leerde te schrijven wat ik niet vertellen kon. En hoe een podium me hielp om mijn verlegenheid te laten varen. Ik leerde ook al vroeg dat ik het prettig vond om alleen te zijn – overleggen is vreselijk lastig voor een verlegen chaoot. Ik zal in mijn jonge jaren nog wel meer strategieën hebben ontwikkeld, waar ik me niet eens bewust van ben. En vanaf mijn dertigste, ten tijde van mijn eerste burn-out, heb ik bewust hulp gezocht. Zo leerde een maatschappelijk werkster me dat collega’s het juist prettig vinden als je af en toe over iets persoonlijks praat, terwijl ik dacht dat ze me dan oppervlakkig of lui zouden vinden. Een psychologe wees me in 2001 al op de mogelijkheid dat ik ADD had en gaf me een boekje waarin ik vrijwel alles onderstreepte – zo blij was ik met alle herkenning en tips. Maar in de nacht voor de eerstvolgende sessie had ik zo slecht geslapen, dat ik tijdens die sessie te duf en onzeker was om daar een zinnig woord over te zeggen. Kort erna vertrok ik voor anderhalf jaar naar Argentinië en vergat dat hele ADD-verhaal.

Jaren na terugkomst liet een opruimcoach me zien dat opruimen een kwestie van kiezen is en dat ik zelfs de hardnekkigste stapel binnen korte tijd kan wegwerken zonder dierbare spullen roekeloos weg te gooien.  Mijn haptonome hielp me te voelen en erkennen wat mijn lichaam me te vertellen had, om te beginnen een hardnekkige neiging om heel hard weg te rennen als iemand te dichtbij kwam. Pas toen ik me daar bewust van was, kwam, deze week precies vijf jaar geleden, Erwin in mijn leven. Wat het op slag evenwichtiger, rustiger en gelukkiger maakte. Twee  jaar later begon ik met mediteren. Ik merk dat ik aarzel om het te schrijven, zelfs een beetje bang ben om ervan beschuldigd te worden dat ik, voor eigen gewin of voor het gewin van de zenschool, zieltjes wil winnen. Maar ik schrijf het toch, omdat ik het oprecht meen: als er voor mijn gevoel ìets is dat me werkelijk geholpen heeft om me beter te concentreren, niet meer op elke impuls te reageren, te relativeren, te focussen en, na elke slechte nacht of andere terugslag, snel het evenwicht terug te vinden, is het mediteren en zen. Met dank aan mijn zenleraar, dat natuurlijk wel, en aan degenen die me eerder hielpen. Zonder de eerdere stappen, had ik ook mijn nieuwste stappen niet gezet.

En toen kwam de laatste psycholoog, die me, mijn dank is groot, herinnerde aan ‘mijn ADD’. En toen het ADHD-centrum en deze blog.

Charlotte van Drimmelen vond heil in ritalin, in combinatie met een coach die haar basisvaardigheden voor het plannen bijbrengt en leert om minder emotioneel te reageren. Was ik bij die psychologe dik tien jaar geleden wakkerder geweest en had zij me de mogelijkheid gegeven, dan had ik waarschijnlijk ook voor die aanpak getekend. En daar was ik nu vast blij mee geweest.

Nu denk ik dat pillen me weinig extra’s te bieden hebben. Me eerder juist een opdonder geven, door de bijwerkingen. Toch ga ik over twee dagen naar PsyQ, een particuliere instelling voor geestelijke gezondheidszorg, voor diagnose-onderzoek. De afspraak staat nog van kort nadat ik gehoord had dat mijn ziektekostenverzekering geen coaching door het ADHD-centrum vergoedt. Behandeling, inclusief pillen, door PsyQ vergoedt ze wel.

Ik sta niet te springen. Mijn telefonisch intake liep aan de hand van een vragenlijst waarin niet alleen mijn onrust, impulsiviteit en slaapproblemen aan de orde kwamen, maar ook mijn drank- en drugsgebruik en eventuele zelfmoordpogingen. Wat voel ik me welkom. Maar ik kan mijn nieuwsgierigheid niet onderdrukken. Naar de uitkomst van de diagnose, naar wat de psychiaters me te bieden hebben, naar of ze me er werkelijk vooral als ‘zieke’ bekijken, zoals tot nu  toe leek. Ik zal proberen me open te stellen. Baat het niet dan schaadt het niet gaat hier niet op – al zal ik pas medicijnen slikken als ik het gevoel heb dat ik alle andere mogelijkheden heb benut. Ik hoop in ieder geval op mooi nieuw blogmateriaal.