Toch maar niet

Ik ga hier weer mee stoppen, dit bloggen. Het klopt niet, het past niet meer. Nu in ieder geval niet. Het schrijven op een site die onherroepelijk met ADD te maken heeft, de voortdurende blik op mijzelf en mijn beslommeringen, en het delen van lessen als: ,,Goh, mijn glas is vaker halfleeg in plaats van halfvol dan ik dacht.” Het is niet dat ik me schaam, noch voor de diagnose die ik in 2015 vierde, noch voor de lessen die ik al bloggend leer. Meer dat dit niet de dingen zijn waar ik nu, in deze fase van mijn leven en in de rollen die ik tegenwoordig heb, de aandacht op wil vestigen. Niet van “de buitenwereld” en ook niet van mezelf.

Dat doe ik dus voorlopig niet meer. Waar ik wèl mee doorga, is dingen delen, ervaringen uit mijn dagelijks leven en uit mijn zenleraarschap. Op Facebook. Daar heb ik ideologisch dan wel enige  moeite mee, maar ondertussen vind ik het hartstikke leuk om daar mijn vrienden, familie en kennissen te volgen en op de hoogte te houden. En ook weer op LinkedIn. Anders leuk. Misschien ga ik ook wel Instagrammen. We’ll see.

En ik blijf schrijven. Heel eerlijk gezegd, was dit blog-experiment ook een onderzoekje naar hoe het voelt om dat weer te doen, bijna drie jaar voordat ik voor het laatst een journalistiek artikel publiceerde. Dat laatste artikel was nooit bedoeld als “laatste artikel”, hooguit als laatste artikel voor een poosje, omdat ik, mijn handen vol met mantelzorg en het opzetten van zenschool, tijdelijk op een deadline- en zorgenlozere manier in mijn inkomen wilde voorzien. En met de time-out in het schrijven in opdracht viel, waarschijnlijk mede door mijn associaties van broodschrijven met dag- en nacht werken, deadlinestress en ondertussen nauwelijks rond kunnen komen, ook mijn plezier-schrijven stil.

Nou, dat voelde goed. Zowel de time-out als de come back.  Voelt nog steeds goed. Opnieuw: hoe en wat en wanneer en waarover  en waar precies weet ik nog niet, maar: wordt vervolgd.

Vleugels

Opmerkelijk energiek ging ik gisterochtend de deur uit. Minstens even energiek fietste ik zes uur later van Bijbaan naar Dordrecht. De eerste helft van dit jaar maakte ik die fietstocht een paar keer per week, maar sinds de (fiets!-)vakantie afgelopen zomer was het er vrijwel niet meer van gekomen. Vooral om logistieke redenen – ik gaf dit seizoen alleen ’s avonds les in Dordrecht, en ga meestal alleen voor die lessen uit Rotterdam heen en weer. Na afloop, tegen 10 uur ’s avonds, heb ik niet meer zo’n zin in een rit van bijna anderhalf uur.

Nu fiets ik naar de molen Kijck over den Dijck. Vooralsnog kende ik die vooral van het uitzicht, boven daken uit, vanuit onze zendo. Een paar maanden geleden meldde molenaar Peter zich aan voor een meditatiecursus. ,,Volgende keer bij mij”, grapte hij na  de proefles. En aan het eind van een cursusavond een paar weken later, meldde hij dat hij tijdens het mediteren voor zich  zag hoe wij met zijn allen op de molen zaten te mediteren.

Binnenkort is het zover. Ondertussen heeft hij Erwin en mij trots “zijn” molen laten zien, van de molenstenen waartussen het graan gemalen wordt, de etages met zakken meel, de stelling waar de wieken in gang worden gezet, tot bovenin de kap. Nu laat hij me zien waar we gaan zitten als het hard waait of regent. Is het te doen, dan sluiten we het zenjaar mediterend af, op de stelling van de molen.  Opeens voel ik vleugels.

Ingeleverd

Ingeleverd. Ik ben af van de boekhouding van 2018. De boekhouder, doorgaans moeilijk te peilen, lacht als hij me ziet. Waarschijnlijk omdat ik ook lach. De schaamte voorbij. Twee keer een inleverafspraak afgezegd, voor werk dat nauwelijks tijd en moeite had gekost als ik het had bijgehouden. Na mijn laatste afbellen maakten we geen nieuwe afspraak. ,,Kom maar als je zover bent, jij bepaalt nu het tempo.” Dus mijn entree, een tas mappen in mijn hand, komt onverwachts.

Hij is niet boos. Hem maakt het niets uit. Ik ben de enige die last heeft van mijn eigen achterstanden. Hoewel… ook Erwin natuurlijk, getuige van mijn chagrijn, zelfs, of zelfs vooral, als hij me probeerde te helpen. En indirect nog veel meer mensen, omdat deze achterstanden onevenredig veel van mijn aandacht vroegen, die ik niet aan hen, of mijn lessen of mijn andere werk kon besteden.

Ik had opluchting verwacht, maar voel hoofdpijn, en daar dan weer teleurstelling om. Ook verdriet, klein, niet fijn. Het is niet zo dat mijn leven sinds de gemiste deadlines heeft stilgestaan. Ik heb gewerkt, lesgegeven, ben uitgeweest, heb een opleidingsdag gevolgd, ben naar een uitvaart geweest. En in zekere zin juist wel.  Een hele reeks zaterdagen en doordeweekse baanvrije uren, voelden niet vrij. Het voelde alsof ik vastzat en bij elk idee dat me opkwam werd teruggefloten: “nee, eerst de boekhouding.”

Ik voel ook energie, neigend naar ongeduld. Niet vanavond, maar morgen ga ik aan Die Andere Dingen beginnen.

Ongenadig

Het is nog wat zoeken met deze blog. Wanneer schrijf ik, maar vooral ook waarover?

De wanneervraag lijkt lastig te beantwoorden, maar dat valt stiekem best mee. Als ik wil bloggen valt er altijd wel tijd te vinden, al is het ’s ochtends heel vroeg. Het lastigst is het risico dat “moeten bloggen” een excuus wordt om belangrijker zaken voor me uit te schuiven.

Waarover te schrijven is een lastiger vraag. Ik weet wel dat ik het niet of nauwelijks over ADD en ADHD wil hebben. Omdat ik me daar al nauwelijks meer mee bezighoud. Al in de eerste zencursus die ik gaf viel me op dat heel veel mensen (iedereen, tot op zekere hoogte) ermee tobben dat zij bepaalde dingen heel graag willen doen en toch niet doen. Dat zij minder geleefd willen worden, vaker willen kunnen genieten, vaker rust willen ervaren, maar het niet op kunnen brengen om tien minuten stil te zitten om dat te bereiken. Ik heb gezien dat stilzitten de een meer moeite kost dan de ander en dat AD(H)D bij die verschillen een rol kan spelen. Maar waar de een, wegens zijn of haar AD(H)D, het stilzitten bijna onmogelijk vindt, lastiger dan de gemiddelde andere cursist, vindt de ander het, eveneens wegens AD(H)D, juist heerlijk om, al mediteren, een paar keer per dag, even helemáál niets te hóeven. Geniet die daar dus, lijkt het, meer van dan de andere gemiddelde cursist. Hetzelfde valt overigens op bij mensen die bijvoorbeeld herstellende zijn van een burn-out of mensen die chronische lichamelijke klachten hebben; ook zij vinden het lastiger of juist prettiger om te mediteren dan gemiddeld. Er valt dus geen peil op te trekken. Behalve dat iedereen wel ìets heeft dat hem of haar tot uitzondering maakt en dat we daarin dus allemaal veel meer met elkaar gemeen hebben dan we denken.

Ik verwachtte dat, als ik niet over ADD zou schrijven, deze blog lichter en luchtiger, vrolijk en energieker zou worden dan versie 1.0. Ik besloot vooral te schrijven over wat me op het moment van schrijven bezighoudt. Als zen-oefening, ook om al doende te onderzoeken wat mij zoal bezighoudt.

Tja, en dan komt er dus wat er komt, en blijk ik veel vaker halflege glazen te zien dan ik dacht. Ik beschouw mezelf als optimist. Tegelijkertijd heb ik een ongenadig scherp oog voor wat (nog) niet op orde is. De boekhouding, te volle tassen, verloren portemonnees, planningscapaciteiten, bewijsdrang, de bijbaan die ik – ik verklap het alvast – nodig heb om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. En, warempel, dat er, vooral potentiële blogonderwerpen bij me opkomen waar ik liever niet over wil schrijven.

Geen idee hoe, maar wordt vervolgd.

Moonlight

,,Wat een naam”, dacht ik, toen ik hem zag staan van Grounds in Rotterdam, ,,Moonlight Benjamin. Met als verdere omschrijving “Caribbean Voodoo Rock. Grappig.” Nu pas zie ik dat de zangeres van dit “bandje” zelf zo heet. Wow. Past haar wel. Iets met nacht en magie en licht en kracht, power, beter gezegd.

Erwin vroeg me een paar weken  geleden of ik vrijdagavond 29 november al wat te doen had. Nee. Of ik die avond dan vrij wilde houden. Voor muziek, een verrassing. Nog voor ons tien jaar samenzijn. En omdat we ons vaak voornemen om elke vrijdagavond uit te gaan. Toen hij gisteren tegen zessen nog niet thuis was van zijn post(-bode)ronde, belde ik maar eens waar hij bleef, en hoe laat we ook alweer weg moesten. Hij was zijn eigen verrassing zowaar bijna vergeten.

Vlak voor vertrek zie ik hem met tickets voor “Grounds.” Leuk. Verbonden het World Music and Dance Center, zijn daar vaak concerten van beginnende en minder beginnende beroemdheden uit alle windstreken. En ik heb er op groot scherm de eerste inhuldiging van president Obama gezien, in emotionele feeststemming. Een herinnering die melancholiek stemt.

Het was er toen veel drukker dan nu. Als even na negen de band klaarstaat, komt iemand het podiumcafé binnen om publiek te verzamelen. Vier slanke gitaarjongens op een podium, met afwachtende blikken. Uitgaanspubliek waarin wij nog lang niet tot de oude garde behoren. Ze gaan los, de jongens. Moonlight komt op, in zwarte sprookjesjurk met sluier en zet haar stem op. Een power, melodieus en dramatisch tegelijk, de energie van het publiek nogal overstemmend. Ze beweegt, sensueel, aards, extatisch, terwijl de gitaarjongens een ongelooflijke herrie maken, herrie die op de een of andere manier perfect lijkt. Moonlight heeft oog voor het publiek, zeker, is gewend om bekeken te worden. Toch lijkt het haar daar maar nauwelijks om te gaan.  Inmiddels weet ik iets meer van haar. Ze groeide op in het kerkkoor van haar weeshuis in Port au Prince, Hatïti, en is voodoopriesteres.  Ze bracht vorig jaar een eerste plaat uit, die goed ontvangen werd. Ze stond op Lowlands, onder andere.

Ik ben blij dat ik er ben, dat we uit zijn, samen, bij live muziek, en wat voor muziek. Toch voel ik me aangesproken, en dus een beetje schuldig, als Moonlight na een paar nummers, zich wat wanhopig tot de zaal richt: ,,Est-ce que vous êtes là?” Ik wist niet dat ik nog Frans verstond. Ik verstond ook een volgende zin: ,,Ouvre vos coeurs.” Of denk ik dat te horen? Ik ben er in ieder geval mee bezig dat ik de mensen om me heen zo weinig enthousiast vind. Ondertussen wil ik graag dansen, of vind ik dat ik wil dansen, en houd me verlegen in. Omdat de anderen dat ook doen.

Pas als ze het laatste nummer heeft aangekondigd, slaat de vonk over. Tot na de toegift. Dan is het zaaltje vrijwel direct weer leeg, op een dj na. Erwin en ik dansen nog even, dan maar met ons tweeën. Tot we nog wat gaan drinken.

Ik wil Moonlight en haar band nog eens zijn, maar dan ergens waar ze echte fans heeft. Zou wel eens een heel andere avond kunnen worden.

Nog lichter

Het werd een ritje langs onze eilandsuper,  vanochtend vroeg. Ik kocht er een speculaasstaaf, een zakje verse kruidnoten en een puzzelboekje. Wat een eenvoud. En dat voor een fractie van het bedrag dat ik gisteren uitgaf aan ingrediënten van mijn beoogde “de-blitstraktatie.” Speculaas en kruidnoten werden met enthousiasme ontvangen. Het verhaal van mijn mislukte zelfbakpoging interesseerde werkelijk niemand.

En het puzzelboekje? Dat is lichter dan een krant, beter geschikt om me in korte tijdspannes tussen de bedrijven door mee bezig te houden en gaat nog langer mee ook. En ga ik dit puzzelen leuk vinden, dan helpt dat me wellicht ook om minder vrijblijvende puzzels met meer lichtheid tegemoet te treden.

Mislukt bewijs

Op mijn werk – in andere contexten ook wel “mijn andere werk” of “mijn bijbaan” genoemd;  binnenkort vertel ik er meer over – is het sinds kort gewoonte dat collega’s om beurten iets lekkers meenemen. Soms lijkt dat een bakcompetitie te  worden. De afgelopen twee weken kwamen er makkelijker traktaties op tafel, uit de winkel. Vrijwel elke dag iets. Niet zo gezond, wel gezellig.

Ik heb al eens mijn beurt voorbij laten gaan, maar voor morgen wilde ik mijn steentje bijdragen. En dan gelijk goed, met zelfgebakken gevulde speculaas. Aangezien een van de collega’s uitgesproken “vegan” is en anderen verkondigen dat veganistisch eten nooit lekker kan zijn, zoek ik een recept voor vegan gevulde speculaas. Niet omdat ik vies ben van boter en melk, maar omdat ik het een goed idee vind om daar wat zuiniger mee te zijn dan ik gewend ben, wil dat iedereen kan meegenieten èn wil bewijzen dat vegan speculaas minstens even lekker kan zijn als gewone speculaas. Ook al heb ik naar mijn weten nooit vegan speculaas gegeten.

Ik bak maar een paar keer per jaar. Vrijwel altijd probeer ik een nieuw recept. Net als nu dus. Meestal pakt dat best aardig uit, tot heel lekker zelfs.  Ik begon dus enthousiast. Eerst de spijs. Een mix van amandelmeel, dadels en citroenschil. De keukenmachine is stuk, maar ook de staafmixer voldoet. Met moeite en een paar keer opnieuw beginnen. Het resultaat is veelbelovend. Deze nepspijs is lekkerder dan de echte. Trots laat ik Erwin mijn vingers aflikken. Hij is het met me eens.

Maar dan de koek. Speltmeel, speculaaskruiden, kokosolie, bakpoeder, stevia in plaats van suiker. Het wil niet. De olie is nog te hard, het deeg is eerst papperig, daarna te dik. Lekker is het ook al niet. Het had nog de oven in gemoeten, natuurlijk. Ik vertrouw er niet op dat dat het daarmee goed komt. Tegen mijn gewoonte in, juist als ik, zoals nu, vooral iets bewijzen wil, geef ik het op. De kleverige massa laat zich pas met flink duwen met een lepel in de vuilnisbak vallen. Ik weet nog niet of ik morgenochtend dan maar via de bakker naar mijn werk fiets.

Nog een dagje

Er is ontzettend veel veranderd in mijn leven sinds ik deze blog startte, en misschien nog wel meer in de periode dat hij stil lag.  Het lesgeven heeft mijn eigen zenbeoefening verdiept, met resultaat. Ik heb meer overzicht, meer rust, meer focus, doe vaker wat ik van plan ben en krijg dus meer voor elkaar. Natuurlijk gaan er ook dagelijks dingen anders dan verwacht en zijn er verrassingen. Maar als ik daardoor het evenwicht al kwijtraak, vind ik dat doorgaans snel weer terug.  Dat voelt goed, heel goed.

Tegelijkertijd ben ik “er” nog lang niet, met dat overzicht en die rust. Het leven is oefenen. Vooral als het resultaat van oude patronen, uitstellen in het verleden, zich in duizelende cijfers op mijn beeldscherm en in bonnetjes met vraagtekens op mijn bureau laat zien. En dan de telefoon gaat. Ik wilde net schrijven dat ik me ervoor schaam dat ik opnieuw een dagje “boekhouding 2018” te doen heb, en het jammer vind dat het wegwerken van achterstanden nieuwe activiteiten in de weg zit. Maar vóelen, die schaamte en wat er nog meer zij, doe ik pas als ik opgenomen heb. Adrenaline giert door mijn lijf, mijn hartslag gaat snel. Ik weet dat de beller niets te verwijten valt en het lukt me om hem niet af te snauwen. Als ik ophang is het tijd voor pauze.

Lichte ruis

De volgende dag neem ik mijn brandweerslangentas mee naar mijn werk, het cadeau dat ik kreeg op de dag van mijn allereerste blog. Ik stop er een broodtrommeltje en één boek in, een zen-lesboek, plus  mijn samenvatting van het hoofdstuk dat ik maandag in de les behandel en een schrift. Dat boek is tegen beter weten in. Op mijn werk gaat een deel van de tijd om  met wachten, is het fijn om iets te lezen bij me te hebben. Iets lichts en luchtigs, liefst. Vandaag wil ik kiezen. Ik neem niet “voor de zekerheid” ook nog een krant mee.

Het boek gebruik ik niet. Aan de hand van mijn samenvatting maak ik, in een aaneenschakeling van wachttijden, een opzet voor de les van maandag.

Vrijdag neem ik een kleine rugzak mee. Daarin een krant,  een zakje boterhammen, een banaan, een flesje water en de jongleerbal. Best veel, maar weinig overbodigs. Na het werk ga ik wandelen met René uit Tilburg, en die “is van het jongleren.” Goed, jongleren is er niet van gekomen. Wandelen wel. Banaan, brood en water zijn opgegaan. We liepen langs de Rotte,  vanaf mijn werk beloopbaar,  leuk om aan een niet-Rotterdammer te laten zien. Stiekem wil ik er ook heen omdat mijn ouders er vaak kwamen, en ik met hen.

Gisteren ging dezelfde kleine rugzak mee naar de zendo, gevuld met een stapel informatiepakketjes voor proeflesdeelnemers, mijn schrift, een zakje pepernoten voor bij de thee, pennen. Geen laptop. Ik wil die dag wel wat aan mijn mail en administratie doen, maar niet in de zendo.

Die keuze voelt goed, de lichte tas ook. Maar als de cursisten de deur uit zijn, grijp ik mis. Dat voelt raar, ongemakkelijk. Mijn plan was om na de les op ziekenbezoek te gaan, daarna wat zenflyers te verspreiden en dan naar huis te gaan. Opeens zou ik eerst mijn mail willen checken, de cursistenadmistratie willen bijwerken, een telefoonnummer willen opzoeken dat niet in mijn telefoon staat. Dat gaat allemaal niet, zonder laptop.  Ik heb de mailapp op mijn telefoon al tijden geleden verwijderd, omdat dat maar ruis gaf. Nu mis ik de ruis.

En niet. Ik blijf bij mijn oorspronkelijke plan, ware het niet dat de zieke al ander bezoek verwacht. We maken een afspraak. En dan ligt er nog aardig wat vrije zaterdag voor me.

Tussenstops

De beste tussenstop van de dag, het pontje van Feijenoord naar Kralingen

Gloeiend van blijdschap loop ik naar het station. Onderweg bel ik Marije, daarna Erwin. Erwin neemt niet op. Ik overweeg de meevaller te vieren met een tracktatie en loop de Ako in. Ik beperk me tot het kopje koffie voor één euro. Ik pak de sprinter, zodat ik twintig minuten heb om een blogje te schrijven. Erwin belt terug. Helaas, bijkletstijd is inmiddels verstreken.

De reis blijkt te kort. Ik fiets naar de tandarts. Via het Noordereiland, nagenoeg langs huis, maar stoppen lijkt me overbodig. Bijna een half uur zit ik in de wachtkamer. Ik zoek op mijn telefoon  de kortste fietsroute van de tandarts naar mijn werk – hoewel ik waarschijnlijk genoeg tijd heb om rugzak thuis te brengen en me zelfs nog even om te kleden voordat ik volgens mijn vaste route naar mijn werk fiets.

De tandarts is snel klaar. Ik blijf bij de kortste route,  via een pontje over de Maas van Feijenoord naar Kralingen.  Bijna  een uur voordat ik moet beginnen, kom ik aan op mijn werk. Ik zoek een tafel in een algemene ruimte en schrijf verder aan mijn blog.

Er zitten slordigheidjes in, zie ik als ik stoppen moet. Na mijn werk rond ik de blog af, aan die tafel in de algemene ruimte. Het is al donker als ik naar huis fiets, via de Aldi op ons eiland. Dit keer passen de boodschappen niet meer in mijn rugzak. Met de tas op mijn rug en mijn armen vol losse spullen, loop ik naar mijn fiets. Gelukkig heeft mijn Rotterdamse fiets een fietstas. Mijn portemonnee zit veilig in mijn jaszak.

Deze nieuwe blogserie loopt niet zoals ik verwacht had, bedenk ik me als ik bijna thuis ben. De blogs maken duidelijk dat ik me vaker bezighoud met wat niet (helemaal) goed gaat dan ik vermoedde. Ik zit voller dan ik wil en ben veel tijd kwijt aan “losse eindjes.” Zoals die boekhouding van 2018, die nog steeds niet af is.

Deze ochtend bij het wakker worden neem ik een besluit. Ik ga het mijn rugzak veel minder gebruiken. Tijd voor meer tussenstops.