Tag archieven: hersteltijd

Waar blijft de tijd?

20150425_205530
De opruiming is vanochtend begonnen. en vanmiddag tot nader orde opgeschort.

Erwin is een weekend weg. Althans, dat was de bedoeling. Hij vertrok rond half acht vanochtend. Met maar liefst drie nachten aan slaapachterstand in een week, was ik op dat moment dusdanig ver weg dat ik me weinig van zijn vertrek herinner. Wel herinner ik me het gevoel dat ik vanaf een half uur later had: ‘Tjonge, twee hele dagen voor mezelf.’

Ik had ernaar uitgekeken, deze dag. Niet zozeer naar het alleen zijn, maar wel naar het uitslapen. En dan niets hoeven. ‘Ik ga eens flink opruimen’, zei ik gisteren monter, ‘en verder zie ik wel.’ Desondanks maakte ik deze ochtend een to-do-lijst, met al die dingen die ik zoal zou kunnen doen. En ergens aan het begin van de middag bladerde ik door het uitgaanskrantje. ‘Misschien eens naar een bandje of een voorstelling vanavond? Wie zal ik eens bellen om mee te gaan?’

Ondertussen liep de dag al aardig zoals mijn weekenddagen tot vijfenhalf jaar terug pleegden te gaan. Tegen half negen viste ik een boek uit mijn tas dat de coach me aangeraden heeft, zette thee en kroop met boek, theepot en beker op het nachtkastje, terug in bed.

Ik las een half uur. Toen was ik te moe om te lezen en te wakker om in bed te blijven. Tijd om te mediteren, twintig minuten. Naja, iets langer. Ik zag de timer pas knipperen toen ie daar al twee minuten mee bezig was.

Ontbijt met de bovenste der stapel kranten. Niet de interessantste, maar waar begin je anders, als de stapel zo hoog is?

Tegen elven begin ik met opruimen. Huiskamer eerst. Daar zijn we het meest, tenslotte. Ik denk drie kwartier nodig te hebben, zo’n vreselijke bende is het nou ook weer niet. Ik raap de stapeltjes kranten, post, boeken en kledingstukken van stoelen en de grond, gooi de kledingstukken deels in de was en deels in de slaapkamer en de rest deels op tafel en deels bij elkaar op de vloer in een ander deel van de kamer. Daar ga ik straks eens rustig voor zitten.

Dan de radio aan. Zoek radio 1, kan die niet vinden, zoek door en door en verzoen me na een kwartier ofzo met radio 2. Meestal luister ik naar de radio via mijn laptop, maar die wil ik nu niet aanzetten. Leidt zo af.

Ik besluit achterin de kamer te beginnen, het kastje met het Boeddhabeeld. Daar ligt veel wierook-as. Zou ik daar met een doekje overheen gaan, dan is dat doekje meteen zwart. Stoffer en blik pakken kan, maar waarom niet gelijk stofzuigen? Ik pak de stofzuiger. Maar ondertussen erger ik me dusdanig aan radio 2, dat ik op mijn smartphone een nieuwe poging waag radio 1 aan de praat te krijgen. Dan gaat de telefoon. Weet niet meer hoe laat het daarna was, maar die drie kwartier zijn ruimschoots om

Stofzuigen. Dan gelijk maar het logeerbed en stoelen aan de kant, het vloerkleed omslaan, vloer, kleed, plinten, alles. Trek in koffie.

Even zitten. Geen zin meer. Wel zin om oude blogs op mijn nieuwe site te zetten. Ga ik doen. Blog voor blog. Natuurlijk lees ik ze gelijk allemaal door, om er de juiste tags bij te kunnen plaatsen. Ik zet mijn timer op veertig minuten. En daarna nog eens. En daarna nog eens. Dit is rustgevender dan het gesjouw met kranten en stoelen.

Om drie uur vind ik het genoeg. Tenminste, ik vind dat ik het genoeg moet vinden. Ik zou nog wat telefoontjes plegen vandaag en mijn laarzen bij de schoenmaker ophalen en een kraamcadeautje kopen en misschien nog wel ergens koffiedrinken in de stad. En bloemen kopen op de markt. Ik werk nu tweeënhalve maand niet meer bij de post en ben nog altijd erg blij met mijn vrije zaterdag.

Om kwart voor vijf ga ik de deur uit. Verder dan de schoenmaker en het kraamcadeautje kom ik niet. Het moet namelijk wel goed zijn, dat cadeautje. Even na zessen ben ik thuis.

Zo, en dan bloggen. Heb voor het eerst in lang weer eens een stok achter de deur. Twee zelfs.

Eerst nog wat blogs verplaatsen. En alvast iets van die spullen die ik op de grond gegooid had opruimen.

Mijn hoofd staat er niet naar, die blog. Laat ik nog maar die twee andere achterstallige telefoontjes plegen en koken.  Bovendien wil ik wat lezen voordat ik begin. Ik wil het over mindfulness gaan hebben, in verband met mijn opleiding, mindfulness en het effect daarvan bij AD(H)D. En het wat breder trekken dan mijn eigen ervaring. Daar heb ik een boek over en dit is een goed moment om daar eens wat langer in te lezen dan ik tot nu toe gedaan heb.

Tijdens het koken doe ik opnieuw een poging de radio naar mijn believen aan de praat te krijgen. En dan belt Erwin. Hij komt vanavond al naar huis. Er was iets mis gegaan met de reservering van het huisje waar hij met vrienden overnachten zou.

‘Maar ik moet nog bloggen!’ zeg ik, tegelijk denkend aan die stapels die nog in de huiskamer liggen, net als de stofzuiger er nog staat, want de andere helft van de kamer moest nog. Ook de uitgaansplannen die ik me even in mijn hoofd gehaald had kwamen voorbij. Was leuk geweest, ware het niet dat ik dat slaapgebrek nog lang niet te boven ben en morgen ook niet te laat op wil. Laat ik alles liggen zoals het ligt, dan ziet ie weer eens hoe dat bij mij gaat, denk ik. Maar ik was niet voor niets begonnen op te ruimen, baal al dagen van de troep.

Tijdens het tweede deel van het koken begin ik aan de afwas en besluit ik dan maar de tv aan te zetten in plaats van de radio.

Om kwart voor negen kruip ik met bord op schoot op de bank, tussen relatief nieuwe stapels. Een half uur later zit ik achter de computer. Eerst wéér een oude blog verplaatsen. Toevallig is die van 24 november aan de beurt, over hoe mijn leven is veranderd in de vijf jaar dat ik Erwin toen kende:

‘Anders dan in mijn begintijd als freelance journalist, hield ik mijn weekenden meestal vrij. Maar in plaats van aan ontspanning en leuke dingen, gingen ze vrijwel altijd op aan bijslapen, huishouden en de krant lezen. Tot mijn frustratie, leek dat allemaal zinloos. Ik kreeg ik mijn huis nooit aan kant, vaak lukte het me niet om boodschappen te doen voordat de buurtsuper zaterdags om 17 uur dichtging, bleef met krantenlezen bij het vierde of vijfde artikel steken. Alleen als ik van tevoren met iemand afgesproken had, kwam ik ertoe om andere dingen te ondernemen. En alleen als ik ergens over schrijven ‘moest’ las ik daarover alles wat los en vast zat.’

Ik besluit mijn blog over mindfulness bij AD(H)D maar voor een andere keer te bewaren.

Even na tienen zet ik de computer uit. Of ik richting bank-met-boek ga, toch nog iemand ga bellen of die stapels wegwerk, heb ik nog niet besloten.

Twee stokken achter de deur vandaag: Corine Kluifhout en Mikis de Winter. Dank jullie wel, Corine en Mikis!

Mijn strijd tegen de mannetjes

Mijn vorige blog schreef ik drie dagen na de conferentie Verhalende Journalistiek, de blog dáárvoor drie dagen na de eerste Knipperende Kursor. Nu heb ik alweer een paar dagen niet geblogd, terwijl onderwerp na onderwerp door mijn hoofd schoten. Dadelijk duik ik weer voor twee dagen in mijn opleiding tot mindfulnesstrainer en gebeurt er ongetwijfeld opnieuw van alles dat een blogje waard is. En dat terwijl ik nu dus al mijlenver achterloop, verdorie. En  moe ben, nog steeds.

Achterlopen voelt vertrouwd. Ik heb het vaker geschreven: vrijwel altijd als ik me één taak besluit te wijden, hoor ik in mijn hoofd honderdenéén andere taken om aandacht schreeuwen. En ik hóór ze niet alleen, ik zie ze ook. AD(H)D-coach A vroeg me gisteren om te beschrijven hoe dat er dan uitziet. Nou, ik zie kleine boze mannetjes met puntmutsen en enorme handen. Die voel ik. Zij duwen tegen de kleurige cirkel die binnen in me symbool staat voor wat ik echt heel graag doen. Ze houden me tegen. Niet alleen om te doen wat ik op dat moment koste wat het kost wil doen, maar ook om welk willekeurige andere taakje van mijn to-do-lijst op me te nemen. Zodat ik mezelf opeens een of andere enquête zie invullen, heel toevallig zojuist mijn mailbox binnengepiept, best interessant maar niet bepaald relevant. Het houdt de kleine mannetjes even rustig. Maar ik weet dat het volbrengen van de taak die ik me voorgenomen had te doen me veel meer voldoening had gegeven. Hoeveel zin ik daar ook in had toen de dag begon, tegen de tijd dat de  achterstanden voldoende weggewerkt zijn om de rust te voelen om me aan iets nieuws te wijden, voelt dat willen als moeten. En, tadaaaaaaaa, een nieuwe achterstand is geboren.

Dus wijd ik nu maar weinig woorden aan het laatste blogonderwerp dat gisterochtend, voordat ik naar de coach ging,  in mijn hoofd voorbij kwam fietsen. Over dat ik steeds zoveel hersteltijd nodig heb. Dat ik die vorige blogs pas dagen later schreef dan dat de aanleiding zich voordeed, omdat ik eerst moest herstellen van de slapeloze nachten die aan die aanleidingen voorafgingen, bovenop een slaapachterstand van maanden. En dat ook dat, mijn behoefte aan hersteltijd, erg vertrouwd voelt. Behoefte aan hersteltijd, in combinatie met ‘Let maar even niet op mij hoor, ik ben er nog niet helemaal bij’, is decennialang mijn basishouding is geweest. Gek hè, dat ik meestal weinig concrete plannen maakte?

Ook over dat ik tegenwoordig minder hersteltijd nodig heb, omdat ik beter weet wat ik moet doen om me fit te voelen, schrijf ik vandaag dus maar even niet. Over hoeveel baat ik heb bij meditatie en hoe rijk en fit en fijn en rustig ik me voel als ik de dag voor dag en dauw begin, heb ik het hier al vaak genoeg gehad. En dat ik me in de laatste bijeenkomst van mijn post-Effectief-met-AD(H)D-intervisiegroepje opnieuw gespiegeld zag in Zeven, is twee weken na dato oude koek. Zeven vertelde dat ze zo graag vroeg opstaat, omdat ze zich dan zoveel beter voelt, maar dat niet doet omdat ze aan het eind van de dag altijd het gevoel heeft dat ze te weinig gedaan heeft en dan ‘opeens’ nog tot na twaalven ’s nachts achter de computer zit om de achterstanden in te halen, en dus ’s ochtends te moe is. Onze mede-intervisiegroepers spraken haar streng toe, net als haar coach al een paar keer gedaan had: ‘Waarom moet je nou zo nodig vroeg opstaan? Accepteer toch gewoon dat het bij jou gewoon anders werkt!’ De herkenning, heb je hem weer. Dit keer luidt die: ‘En dan wéét ik eindelijk dondersgoed wat goed voor me is, lukt het me niet om dat dan dus gewoon te doen en als ik daarover mopper, stuit in nog op onbegrip ook! Wil ik troost en steun, maar in plaats daarvan moet ik me gaan zitten verdedigen.’ Nou, daar kom ik een andere keer wel weer op terug.

‘Zo, zijn we toch nog een beetje bijgepraat’, zou een zeer bekende van me zeggen.
Op naar de rest van deze nieuwe dag.

Voorbij de siësta

Ik ben hem de hele week blijven voelen, die vermomde onwennigheid. Ben ik bezig, dan bonkt, trilt en duwt mijn lichaam ergens op de achtergrond. Zit ik stil, dan doet het dat allemaal prominent. Soms zijn tranen dichtbij, soms juist blijdschap, verwondering en ongekende kracht. En gisteren overviel mij, uit het bijna niets, een enorme vermoeidheid.

Aanvankelijk leek het vermoeidheid ‘as usual.’ Ik had de post bezorgd. De eerste twee maanden dat ik als postbode werkte, probeerde ik na mijn postronde de dagen voort te zetten alsof ik op pad was geweest voor een interview – even een kop koffie, wat mails, een telefoontje en hup aan het schrijven. Tegen de zomer gaf ik dat op. Post-postmiddagen werden siësta-middagen, waarop ik, soms na wat leeswerk, vaak ook niet, een dutje deed. Het waren de enige drie middagen in een week dat ik fysiek moe genoeg was om me aan gebruikelijke vermoeidheid door slaapgebrek over te kunnen geven. Meestal. Dacht ik na het post bezorgen nog even een boodschapje te kunnen doen of een telefoongesprek te kunnen voeren, dan eindigde ik de middag onuitstaanbaar.

Ik wist dus dat ik gisteren siësta-behoefte zou hebben. Toen mijn postronde – voor het eerst in mijn eentje in een voor mij nieuwe wijk – één, anderhalf, twee uur langer dreigde te gaan duren dan normaal, wist ik dat die behoefte extra large zou zijn. Desondanks fietste ik, op weg naar huis, nog even langs de buurtsuper, voor benodigdheden voor een taart die ik, in het kader van ‘hulpbronnen’ en ‘wat-werkt-wel-voor-mij’, dit weekend zou bakken. Eindelijk thuis, tegen half zes, plofte ik op het logeerbed in de huiskamer, en verbeet mijn neiging om Erwin kwalijk te nemen dat ik niet alleen ongelooflijk moe was maar ook duizelig omdat ik ’s middags te weinig had gegeten.

Na het eten, anderhalf uur later, zou ik de blog schrijven die mijn stok-achter-de-deurteam die dag van me verwachtte. Maar de siësta had niet lang genoeg geduurd. Ik zette de wekker op kwart over acht. Daarna zou ik schrijven en daarna zouden we uitgaan. Dansen, de onwennigheid vieren. Om half negen strompelde ik naar de huiskamer, leende Erwins laptop (de mijne is wegens vermiste oplader nog altijd buiten werking), kroop daarmee terug in bed, draaide me om, zette de wekker op elf uur – zodat ik, zo nodig, het laatste uur voor de deadline kon benutten – en viel in slaap. De wekker van elf uur herinner ik me vaag. Om half zeven ’s vanochtend werd ik enigszins wakker, stond op, pakte een boek, verhuisde naar het logeerbed en viel opnieuw in slaap. Voor het eerst sinds de oprichting van het stok-achter-de-deur-team (verklaring volgt nog steeds…) zes weken geleden, miste ik mijn blogdeadline.

Na een laat ontbijt, kwam ik vanochtend tot de ontdekking dat ik een deel van de taartboodschappen was vergeten en begon ik alvast aan deze blog. Begin van de middag, de blog nog niet af, gingen we de deur uit, op kraamvisite. We bereikten baby, ouders en broertjes wegens treinpech twee uur later dan afgesproken aan,  met de ontbrekende boodschappen, dat wel. Tegen half tien waren we thuis en zette ik het schrijven voort. Het bakplan schoof ik op de lange baan.

De aanval van vermoeidheid bracht herinneringen boven aan mijn burn-out van veertien jaar geleden, en aan coach Anja’s uitleg van het autonoom zenuwstelsel. Normaal zorgt dat stelsel ervoor dat wij, mensen, een gezond evenwicht bewaren tussen inspanning en ontspanning. Mensen met AD(H)D kost dat vaak veel moeite. ‘Wij’ hebben namelijk enerzijds relatief veel prikkels nodig om in actie te komen en zoeken daarom grenzen op, met alle risico’s van dien. Anderzijds zijn ‘wij’ juist extra gevoelig voor prikkels van buitenaf en hebben ‘we’ meer behoefte aan time-outs tussen activiteiten, alleen-zijn, stilte. Een vermoeiende combinatie, die voor burn-outs en allerlei andere fysieke en geestelijke klachten kan zorgen en, begrijpelijkerwijs, voor onbegrip zorgt.

Ben er nog niet uit hoe, maar er zal een relatie zijn tussen die burn-out en mijn vermoeidheid nu. Toen stond ik mezelf voor het eerst toe om mijn werk niet voor alles te laten gaan. Nu laat ik een overtuiging varen die me misschien wel levenslang op scherp hield. Ben benieuwd hoe ik dadelijk, ver voorbij mijn nieuwste vermoeidheid, slapen zal.