Ruim een jaar blogde ik over leven met Add en zonder medicijnen. Nu gebruik ik ze toch. Terugblik op de eerste bevindingen: Blij dat ik slik – deel 4, dag 2, 22 december 2015
Boos was ik, op de ochtend na mijn eerste pilletje, boos en bang. Heel stiekem was ik ook vol verwachting. Maar dat ging ik zeker niet toegeven. Behalve dan, door, na klagen, rennen, néé, verdomme, niet mediteren, ‘daarvan Hebben Ze me de lol ontnomen’, tranen en ‘Wat nou, probéér het nu gewoon eens een poosje, makkelijk praten, jij weet niet wat ik allemaal voel!’, mijn tweede pilletje te nemen. Een kleintje opnieuw, 2,5 milligram, waarvoor ik het toch al kleine 10-milligramspilletje in vieren moest zien te splijten. De rare druk op mijn buik terwijl ik de voorgaande nacht lag te woelen, de ervaring dat wat ik, met veel geduld, toewijding, strijd soms ook omdat ik boos werd als iets of iemand me daarbij in de weg zat, heb aangeleerd als Hulpbron nummer één, mediteren, opeens niet meer hetzelfde effect had, tegelijk het ongekend wakkere gevoel tijdens het lezen en bloggen ’s nachts, deden pijn. Pijn van verwarring, pijn van verdriet, pijn van een vorm van verraad aan mezelf.
En toch weer een pilletje dus. En drie uur later weer een, van dubbele omvang. En nog drie uur later weer één. Ondertussen vorderde mijn artikel langzaam. Het zijn geen wonderpilletjes. Het is niet zo, dat ik opeens alles wat ik wil doen snel en goed en moeiteloos af krijg. Helaas en gelukkig maar.
Ondertussen deden zich de eerstvolgende opmerkelijke nieuwe ervaringen voor.
Sinds een jaar of jaar of twee, toen ik het boek ‘Ik heb de tijd’ las, werk, schrijf en lees, ik vrijwel altijd in tijdspannes van veertig minuten. Wat ik ook doe (mits alleen), na veertig minuten gaat de wekker en neem ik een pauze. Dat kan een plas- en theezetpauze van enkele minuten zijn; vaak is het wat meer. Maar altijd, altijd, altijd, altijd, ja, altijd, dat is de bedoeling, is de pauze zo vrij mogelijk van prikkels. Geen krant, geen email, geen surfen, geen muziek, geen telefoon, geen conversatie. En àls die prikkels er wel zijn en ik ben niet degene die ze veroorzaakt, dan is dat vragen om mot. Dit is overigens niet hoe de schrijver, zenmonnik Paul Loomans, het bedoeld heeft, in tegendeel. Voor mij is het zo gaan werken, omdat ik merk dat de structuur van 40 minuten concentreren – prikkelvrije pauze-40 minuten concentreren goed werkt. Heb bovendien menig afwasje weggewerkt in die prikkelvrije pauzes, dus mijn huis is er, in opgeruimdheid, gezelliger op geworden. Het zorgt ervoor dat ik op een dag meer gedaan krijg, met meer voldoening als gevolg.
Op de eerste dag waarop ik de hele dag gebruikte, was ik niet boos om ongevraagde muziek in mijn pauzes.
Op de eerste dag waarop ik de hele dag gebruikte, zette ik, in een van mijn pauzes zelf muziek op.
Op de eerste dag waarop ik de hele dag gebruikte, floot ik in minstens een van mijn pauzes.
En pakte ik, na elke pauze, de draad van mijn artikel weer op. Niet, zoals vaak, door eerst alles wat ik tot dan toe geschreven heb opnieuw te lezen en al doende maar weer eens te herschrijven, maar gewoon, verder schrijven waar ik gebleven was.
Noem dat maar ‘gewoon.’
Het artikel kwam niet af. Desondanks optimistisch, stond ik op het punt om met tja-bijna-deadline-je weet-nooit-hoe-dat-afloopt-slag om de arm afgesproken dierentuinuitje de volgende dag af te zeggen, want helaas, het is nog niet af, toen de telefoon ging. ‘We vertrekken morgen pas om half tien.’ Ik beloof niets. ‘Maar’, bedenk ik hardop, ‘in dat geval kan ik misschien toch mee.’