In het verhaal dat vorige week onder mijn naam over mij in de krant stond, ben ik mezelf een beetje kwijt. Ik deed het werk van de eindredacteur dus over. Hierbij mijn echte eigen verhaal.
Begin 2014 herinnert een psycholoog journalist Anke Welten eraan dat zij waarschijnlijk ADD heeft, een aandachtsstoornis. Het blijkt een belangrijke stap in een jarenlange zoektocht.
‘Mijn hoofd zit vol plannen. Ik denk alleen zo lang na over wat ik als eerste ga doen en waarom, dat er weinig uit mijn handen komt.’ Ik interview een man, dertien jaar jonger dan ik, die, net als ik, ADD heeft en regelmatig mediteert. ‘Nu lukt het me beter om te kiezen. Mijn plannen blijven niet in mijn hoofd hangen, maar ik doe er wat mee.’ Au. Ik hoor mezelf. Sinds vierenhalf jaar zit ik dagelijks twee keer twintig minuten op een meditatiekussentje en tel mijn uitademingen. Dat probeer ik althans. Nog voor ik bij drie ben, zijn mijn gedachten al ergens anders. Dat is normaal, vertel ik meditatiecursisten nu ik zelf in opleiding tot zenleraar ben. ‘Je neemt tijd om te kijken naar wat er in je hoofd gebeurt en doet daar even niets mee. Dat geeft vrijheid. Kun je straks zomaar besluiten iets anders dan anders te doen dan wat als eerste bij je opkwam.’
Ik schrijf dit verhaal in de beslotenheid van een zenschool, waar ik een week verblijf en extra veel mediteer. Even weg van mijn bureau vol stapels ’to do’ die me afleiden, kan geen kwaad. Helemaal niet, nu ik twee plannen uitvoer die al twee jaar in mijn hoofd zitten: levensverhalen optekenen van andere volwassenen met ADHD en het verhaal optekenen van mijn eigen zoektocht naar wat mij helpt in de omgang met ADD. De afgelopen jaren interviewde ik vaker mensen met ADHD, waar ADD een variant van is, maar geen van die interviews werkte ik uit. Met deze ‘feest-der-herkenningsgenoot’ aan de lijn, weet ik weer waarom: hun verhaal confronteert me met mijn eigen vallen en opstaan, vanaf dat ik een dromerig schoolmeisje was, via de talloze nieuwe starten in banen, bij opdrachtgevers en in relaties, burn-outs, geldzorgen.
Betuttelende hulpverleners
Meer dan mijn eigen verhaal, gaan hun verhalen vaak ook nog eens over verkeerde diagnoses en behandelaars die daar jaren aan vasthouden, medicijnen die vooral depressief maken, betuttelende hulpverleners. Soms maken ze me vooral boos. En meer dan eens betrap ik mezelf op missiedrang: ‘Misschien moet je ook eens gaan mediteren.’ Sorry. Ik weet hoe vervelend het is als mensen je vertellen wat je moet doen.
Volgens de psychiatrie is ADHD een genetisch bepaalde afwijking in de manier waarop hersenen informatie verwerken. Alleen medicijnen kunnen daar echt iets aan veranderen. Gedragstherapie of coaching dienen hooguit om ‘ermee te leren leven.’ Onzin. Mediteren heeft mijn hersenen veranderd. Stilzitten was vijf jaar geleden ondenkbaar voor mij, nu lukt het me prima. Twee keer twintig minuten mediteren geeft me zelfinzicht èn oplossingen voor problemen waar ik tegenaan loop. Zo ontdekte ik, dat ik vrijwel continu to-do-lijstjes in mijn hoofd had, totdat ik besloot om voortaan vóór het mediteren zo’n lijstje op papier te zetten. Zo maak ik ruimte vrij voor andere dingen in mijn hoofd.
Wekelijkse groepslessen versnellen het proces. De huiswerkopdracht om een week ’te zitten’ op ‘Welke vraag houd me het meeste bezig?’ maakte me duidelijk hoezeer ik in de overlevingsmodus zit. Niet de vraag ‘Hoe lever ik mijn bijdrage aan een betere wereld?’ of ‘Wat wordt het plot van mijn eerste roman?’ houd me een groot deel van de tijd bezig, maar ‘Hoe houd ik vol?’ Een pijnlijke ontdekking, te meer omdat ik op dat moment een leuke baan heb van twintig uur, met een salaris waar ik goed van leven kan – een luxe die ik als freelance journalist niet gewend ben en die de stress van geldzorgen naar de achtergrond deed verdwijnen.
Die baan was alweer even voorbij en de bodem van mijn spaarpot in zicht, toen ik in 2014 aanklopte bij een psycholoog. ‘Ik moet werk zoeken maar ben niet vooruit te branden’, vertelde ik. ‘Dat klinkt als ADD’, zei hij. ‘Je hebt veel stress nodig om in actie te komen, maar tegelijk ben je gauw gestresst en moe. Dat is waar ook, schiet me te binnen. Een andere psycholoog had dat tien jaar eerder ook al eens tegen me gezegd. Toen wist ik me daar geen raad mee en vertrok voor onbepaalde tijd naar Argentinië. Nu is het een opluchting. Eindelijk weet ik waar ik het zoeken moet.
Wat je aandacht geeft groeit
Of ik voel voor medicijnen, vroeg de psycholoog en somde de te verwachten effecten op: betere concentratie en focus, makkelijker prioriteiten kunnen stellen. ‘Precies wat ik aan meditatie heb, maar dan zonder nare bijwerkingen’, zeg ik. Hij reageerde lacherig en gaf me planningstips: ‘als je nu elke vrijdagmiddag vrijhoudt voor je mail?”en ‘Plan telefoontjes in je pauzes.’ Denkt hij werkelijk dat ik – toen 43 – niet al honderdduizend van dat soort tips gehad heb? En dat die, tot mijn grote frustratie, niet werkten? Ik besluit te zoeken naar een hulpverlener die mij serieus neemt, inclusief mijn streven om eigen oplossingen te vinden.
‘Verspil je energie niet aan dingen leren waar je niet goed in bent’, zegt coach Anja Bijker maanden later bij het ADHD-centrum. Ik volg daar een training op basis van neurolinguistisch programmeren, NLP, speciaal voor ‘mensen met een vol hoofd.’ ‘Wat je aandacht geeft groeit. Ga je keihard proberen om beter te leren plannen, dan zal je vooral zien dat je veel moeite hebt met plannen. Besteed je aandacht dus aan dingen waar je energie van krijgt, dan wordt je moeite met plannen vanzelf minder belangrijk. Grote kans dat ze juist daardoor minder moeite meer kosten.”
Maar waar krijg ik energie van? Schrijven. Dat helpt me mijn gedachten te ordenen en ik krijg vaak complimenten voor het resultaat, dus doet mijn zelfvertrouwen goed. Maar tegelijk heb ik er juist tijdens het schrijven last van dat ik snel afgeleid ben en vecht ik keer op keer met deadlines.
Misschien heeft dat ook met iets anders te maken, suggereerde Anja ‘Noem eens iets dat je graag zou willen doen en steeds uitstelt.’ ‘Een boek schrijven.’ ‘En waarom doe je dat niet?’ ‘Geen tijd, te druk, eerst moet er brood op de plank.’ Ze herhaalde de vraag, totdat er geen antwoorden meer kwamen. Zo stuitte ik op overtuigingen die ik me ooit eigen gemaakt had en die me meer dwars zaten dan welk afwijkende stofje in mijn hersenen ook: ‘bang dat ik het niet af maak’, ‘bang dat het niet lukt’ en, na bijna een minuut stilte, ‘Ik ben bang voor straf. Ook als ik zelf vind dat ik het goed doe. Alles wat ik doe kan tegen me gebruikt worden.’
Nogal wiedes dat ik niet vooruit kom. De ontdekking dat ik verlamd word door een angst voor straf, deed mijn hart bonzen, zo hard dat mijn hele lichaam trilde. Net als Anja’s vervolgvraag: ‘Wat als de overtuiging, dat alles tegen je gebruikt kan worden, een belachelijke gedachte is?’ Dat gaf ruimte. Net als de oefeningen en vragen om erachter te komen wat mijn belangrijkste doel en drijfveren zijn. ‘Natuurlijk kun je proberen je omgeving aan te passen, en bijvoorbeeld een werkplek te zoeken waar je niet afgeleid raakt’, hoor ik Anja weer zeggen terwijl ik in de afzondering van de zenschool doortik aan dit artikel, ‘maar of je daar gelukkig van wordt? Weten wat je echt wilt, maakt het makkelijker om keuzes te maken.’ ‘Ik wil doen waar ik goed in ben en wat mij gelukkig maakt, zodat ik als vanzelf ook anderen gelukkig maak.’ Ik heb het nog niet uitgesproken, of het voelt alsof ik tien centimeter gegroeid ben.
Zenleraar
Dat inspireert me verder te ontwikkelen in zen en het lesgeven daarin. Eerst volg ik een opleiding tot mindfulnesstrainer en begin daarna een opleiding tot zenleraar. Mindfulness leert me hoe gedachten, emoties en fysieke gewaarwordingen elkaar direct beïnvloeden. Ik moet onder ogen zien dat ik vaker negatief over mezelf denk dan ik dacht. Maar de vraag ‘Wat als dit een belachelijke gedachte is?’ verdwijnt naar de achtergrond. Het eerste artikel dat ik na de NLP-training schreef, leverde ik dusdanig te laat in, dat het niet meer kon worden gepubliceerd. Dat schoot niet op. Het koste me moeite om de positieve energie vast te houden, merk ik.
Een vriendin wees me op een speciaal dieet voor mensen met AD(H)D: zou dat een bijdrage kunnen leveren? Zij dacht van wel. Dus at ik minder zoet, vet, brood en aardappelen en meer groente, fruit en vis. Ik viel af en voelde me fitter. Maar toen ik chagrijnig werd toen een vriendin me taart voorschotelde, wist ik dat dit niet mijn pad is. Ik besluit te doen waar honderdduizenden mensen met ADHD bij zweren: ik haalde een recept voor ritalin.
Het voelde als capitulatie. Maar al binnen een half uur voelde ik een onbekende ontspanning. Ik was niet meer bang dat wat ik die dag wil doen niet lukken ging. Een paar dagen later was het Oud&Nieuw. Ik had lange dagen doorgewerkt om artikelen af te krijgen, weinig geslapen, dronk een paar wijntjes en was tot lang na de jaarwisseling fit. Dat had ik in geen jaren meegemaakt. Ik kon het nauwelijks bevatten. Zou dit gevoel voor anderen ‘normaal’ zijn?
De pret duurde twee maanden. Met medicijnen voelde het overbodig om pauzes te nemen, te mediteren, gezond te eten en andere dingen te doen waarvan ik met veel moeite geleerd heb dat ze me helpen om ‘het vol te houden.’ Het was alsof ik veertig jaar achterstand mocht inhalen. Ik ging harder werken. Dat eiste zijn tol. Ik ging slechter slapen, kreeg tintelingen in mijn benen, handen en voeten. Ze werden zelfs blauw. En jawel, daar kwamen ze, als in de bijsluiter voorspeld: hartkloppingen.
De pillen dankbaar
‘Helpen de medicijnen?’ informeerde de huisarts toen ik haar vroeg mijn bloeddruk te controleren. ‘Want zo ja, dan kun je besluiten de hartkloppingen voor lief te nemen.’ Dat doe ik niet. Nog niet. Eerst maar eens herstellen en zien wat er gebeurt. Wat schetste mijn verbazing: de tintelingen en hartkloppingen verdwenen, maar de angst ‘dat het niet lukt’ bleef uit. Blijkbaar hielpen de medicijnen me om de afstand te nemen die ik nodig had om de verlammende mantra ‘het zal wel weer niet lukken’ te doorbreken. Het is de vraag of ik die afstand zo had kunnen benutten zonder het dagelijkse mediteren, de training bij het ADHD-centrum, mijn mindfulnessopleiding en de coaching die ik vanuit mijn zenopleiding krijg. Maar doet dat ertoe? Ik ben ze dankbaar, die pillen. Ook zes maanden later, als het laatste doosje dat ik aanbrak nog onaangetast in het medicijnkastje staat.
Soms is hij er weer, de verlamming die ik voel als ik iets doe wat voor mij belangrijk is. Zoals toen ik dit artikel schreef. De versie die ik daags na de deadline inleverde, was honderden woorden langer dan afgesproken. Pas maanden later verscheen het in de krant, dusdanig bewerkt dat ik mezelf er soms in kwijt ben. ‘Onderzoek wat er gebeurt’, moedigde mijn zenleraar me aan terwijl ik op de voorlaatste versie zat te zwoegen. ‘Als je het ene verhaal makkelijk schrijft en het andere verlamt je, dan is daar iets mee.’ Dat deed ik. En schreef na publicatie gewoon een nieuwe versie.