Ik ben er weer. Ik heb mijn werkkamer verlaten. De zon schijnt. Het is me niet ontgaan dat hij dat de afgelopen ruime week, de week van de verlengde deadline, ook scheen. Gisteren voelde ik hem op mijn armen, voeten en onderbenen, tijdens een rusteloze pauze op het balkon. Zondag voelde ik hem tijdens een langere werkonderbreking ter ere van moederdag. Verder zag ik hem op Facebook. Digitaal was mijn wereld best groot, de afgelopen dagen. Analoog besloeg hij de enkele vierkanten meters in mijn huis, waar vandaan ik er twee keer uitpiepte, om daarna snel weer achter mijn computer te kruipen.
Ooit wilde ik de wereld verbeteren. Hing ik ondersteboven in het klimrek van openbare basisschool De Ploegschaar en dacht ik aan hongerende kindjes in Afrika. Mijn eerste stukjes voor Het Ploegsjournaal waren oproepen om geld in te zamelen omdat die kinderen niets te eten hebben en alleen modderwater drinken. Dat andere kinderen zich daar niet mee bezig hielden, daar kon ik niet bij.
De afgelopen weken drong wereldleed alleen tot me door als het me zoveel moeite kostte om me op mijn werk te concentreren dat ik maar weer eens naar Facebook ging. Er was zowaar wat te halen. Martin heeft een voorbeeld genomen aan mijn stok-achter-deur-constructie: hij blogt als iemand vijf euro overmaakt. Dat doet hij mooi. Niet om zichzelf gaande te houden en een opleiding te betalen, maar om het leed in de wereld te verzachten: zijn vijfeuroblogs komen ten goede aan noodhulp in Nepal, het land waar hij gewoond heeft en zich nauw betrokken bij voelt.
Ben blij dat hij me de gelegenheid geeft om op die manier ook iets bij te dragen aan een hoger doel dan mijn persoonlijke overlevingsstrijd op de vierkante meter. Tegelijk schaam ik me maar weer eens. Martin heeft besloten om ook alle inkomsten die hij met optredens vergaart aan Nepal te schenken. Terwijl hij bepaald geen dure baan heeft. Maar hij neemt volop tijd om te schrijven, treedt op met de vruchten daarvan en houdt ondertussen zijn hoofd boven water met werk voor de kost.
Ik niet, ik houd mijn hoofd niet boven water. Niet in de zin dat ik meer verdien dan nodig heb om de vaste lasten te betalen. En dat terwijl ik in het rijke Nederland woon, waar iedereen met enig talent en een goede opleiding kansen heeft. De grote meevaller die begin dit jaar lucht gaf, is verdampt. Opgegaan aan ordinair levensonderhoud, plus een opleiding die ik in vier overzichtelijke brokken betaal. Nauwelijks serieuze uitgaven verder naast de vaste lasten. En ik heb gewoon gewerkt, vijf dagen in de week. Deed soms erg lang over mijn stukken. En kwam er nauwelijks toe om achter nieuwe opdrachten aan te gaan. Dan wordt het al gauw mager voor een journalistieke zzp’er. Dat was nu net de dringendste reden om dik een jaar terug hulp te gaan zoeken.
Vandaag zie ik mijn maandelijkse AD(H)D-intervisieclubje weer. Heb ze gemist. Zal veel van hen missen, omdat ook zij, yep, (on)Feest der herkenning, te druk of te moe zijn. Met groepsgenoten het redden om te komen, duik ik in het thema waar ik me meestal pas aan waag als de nood hoog is: mijn eigenaardige houding ten opzichte van inkomsten vergaren. Die me helpt mijn wereldje klein te houden – reis- en vakantie en verbeter-de-wereldplannen hebben voorlopig weinig zin. Dat wil ik doorbreken, mijn wereld Ik ben er nog altijd niet uit of de term ‘meerderwaardigheidscomplex’ op mij van toepassing is. En in zekere zin ben ik best hulpbehoevend. Maar om over mezelf te praten in termen van ‘hoge nood’ en ‘hoofd boven water houden’ als het om inkomen gaat, daarvoor voel ik me inderdaad te goed.