Tag archieven: wat je aandacht geeft groeit

Nadeel van de twijfel

oor-168x300Zit met een stom dilemma. Volgende week maandag heb ik opnieuw een afspraak bij PsyQ. Zelfgemaakt. Niet dat ik er speciaal de telefoon voor heb gepakt, maar het werd me aangeboden toen ik daar toch was, voor de uitkomst van het diagnose-onderzoek. Doorgaans is een diagnose namelijk het begin van wat men daar ‘een behandeling’ noemt. Ik heb weinig behoefte aan ‘een behandeling’ en al helemaal niet door de mensen van PsyQ. Maar ik was er nu toch. En het is gratis. En ‘zo doen ze dat daar nu eenmaal’. En hij, de jonge grote mijnheer met wie ik ook het onderzoeksgesprek had, bood het zo vriendelijk aan. En ik ben nieuwsgierig, zowel privé als professioneel. En ik kan mijn vinger er niet helemaal opleggen waarom ik het dan niet, alleen al om dat laatste, die beroepsmatige nieuwsgierigheid, gewoon moet laten doorgaan.

Waarschijnlijk laat ik het inderdaad doorgaan. Het dilemma is namelijk dat ik het lullig vind om de afspraak af te zeggen. Te meer omdat dat niet direct via meneer kan, maar via de receptie moet (aan direct contact tussen ‘patiënt’ (huh, ben ik ziek dan?) en ‘behandelaar’ kunnen zij niet beginnen, is me verzekerd). Vreemd hè, dat ik het lullig vind. Ben ik iemand iets verschuldigd?

Misschien wil ik hem een kans geven. Al is het maar een kans om te leren. Bijvoorbeeld de lessen die Chief Listening Officer Corine Jansen, die ik vandaag interviewde voor Zorg+Welzijn, me in herinnering bracht. Jansens functie werd vijfenhalf jaar geleden in het leven geroepen door het Radboud UMC, met als doel om uit te vinden waar patiënten werkelijk behoefte aan hebben. Het middel: luisteren. Iets dat volgens haar een basisvaardigheid moet zijn voor iedereen die in de zorg werkt, maar dat klaarblijkelijk niet is. ‘Zodra mensen het idee krijgen dat de dokter, hulpverlener of wie het ook is aan wie zij hun verhaal vertellen, zijn oordeel al bij voorbaat klaar heeft, zullen zij hem niet in vertrouwen nemen.’ Ik heb in totaal bijna drie uur met de PsyQ-man aan tafel gezeten en heb het gevoel dat hij vooral gecheckt heeft of ik in het plaatje pas. Mijn vastberadenheid om, zolang ik merk dat ik ook zonder vooruit ga, geen medicijnen te gebruiken, neemt hij niet bepaald serieus. ‘Zo gaat het onderzoek nu eenmaal’, zei hij toen ik, in het gesprek rond de diagnose, vertelde dat ik me na het eerste gesprek vooral down had gevoeld, door het oprakelen van narigheden uit het verleden. ‘Aan behandelen ben ik nog niet begonnen. Dat wordt veel minder vervelend, kan zelfs leuk worden.’ Kweenie.

Wat ben ik blij dat ik een nieuwe zorgverzekering heb, eentje die coaching door het ADHD-centrum grotendeels vergoedt. Of ik de PsyQ-er nu een kans geef of niet, mijn eigen ontwikkeling is me meer waard dan de zijne. Ik wed dus niet op één paard. Vanmiddag, vlak voordat ik aanbelde bij de professionele luisteraar, heb ik een afspraak gemaakt met mijn nieuwe coach. Ken ik nog niet. Maar als ik een ding zeker weet, is dat zij niet zal zeggen dat medicijnen de enige èchte oplossing zijn. Eén nul voor haar. En dan heb ik haar nog nauwelijks kans gegeven om naar me te luisteren.

Stok achter de deur van vandaag: Laura van Mourik. Dank je Laura!

Hoe maak ik het rustiger?

Deze blog had ik gisteren bijna af, toen mijn laptop ermee ophield – batterij leeg. En niet alleen dat: ik kon de ‘oplader’ in geen velden of wegen bekennen. Het verhaal voelt sterk verouderd inmiddels, na twee zeer intensieve opleidingsdagen. Ik publiceer het alsnog, al was het maar omdat de oplader nog altijd zoek is. Vanuit de bibliotheek dus. Morgen het vervolg, waarschijnlijk vanaf deze zelfde plek. Weet alleen nog niet hoe laat.

Over een kleine drie uur begint blok twee van Effectief met ADHD. Het thema: ‘Hoe maak ik het rustiger?’ Heb er veel zin in. Een opwarmer met subgroep, afgelopen zaterdag, hielp. Onder genot van een door Laura en mij gemaakte maaltijd (koken voor groepen is mijn relatief nieuwe ‘hulpbron’  – kost me enige moeite en stress, maar word er ook heel erg blij van, waardoor het een energie-motortje wordt) bespraken we wat ieder van ons met de lessen van een maand geleden aan de slag is geweest. Een greep:

‘Als ik me verveel op mijn werk, denk ik niet meer dat ik gek ben, maar ga ik gewoon iets anders doen.’

‘Ik heb een foto naast mijn bed gezet waar ik blij van wordt, zodat ik de dag altijd opgewekt begin’

‘Ik hoef op een feestje van mezelf niet meer met iedereen te praten en gezellig te doen, en kom dus veel minder hyper thuis’

En ik, ik heb geblogt. Heb me er zo aan herinnerd dat schrijven me óók veel energie kan geven. En ben me, al schrijvende, bewuster geworden van de negatieve stemmetjes waarmee ik mezelf afrem. Baal daar steeds meer van. En weet dus steeds zekerder dat ik van die stemmetjes af wil. Het opschrijven helpt. Direct, maar ook indirect, via mijn lezers. ‘Hé, gefeliciteerd,’ zei Erwin gisteravond, ‘het is kwart voor elf en we liggen er al in.’ ‘Wéér te laat’, mopperde ik, ‘Ik wil er om zes uur uit en kom dus niet aan mijn acht uur slaap. Ik wilde zo graag fit zijn, morgen bij de cursus.’ Erwin: ”Wat je water geeft groeit.’ Anke:’Oja. Goed hè, we liggen er voor elven in. En het was nog een goed weekend ook.’ Ik heb heerlijk geslapen.

In het psycho-medisch centrum

bij-de-psycholoog‘Lukt het je niet om het huishouden te doen, wat je ook probeert, of vind je het gewoon niet belangrijk?’ De psycholoog, vrij groot, grote zwarte bril ook, spijkerbroek, springerig kort haar, minstens enkele jaren jonger dan ik, kijkt me vriendelijk aan. Erwin en mijn moeder zitten naast me, ook hun blikken op mij gericht. Wat zal ze zeggen?

‘Ik vind het tegenwoordig fijn als het opgeruimd is, anders voel ik me onrustig. En ik wil niet dat het smerig wordt. Maar als het erop aankomt, dan gaat mijn werk voor. Na het schrijven en regelen, mijn mails. Daarna misschien een afwasje of boodschappen.  Maar nee, inderdaad, ik vind het huishouden niet zo belangrijk.’ Nee, natuurlijk niet, denk ik later, vriendschappen onderhouden is belangrijker. Maar daar besteed ik nòg minder tijd en energie aan, verdomme.

‘Dat hoeft helemaal niet erg te zijn’, zegt de psycholoog, met dezelfde vriendelijke glimlach. ‘Het klinkt misschien raar als ik dat zeg, maar ik meen het.’ Een nadere verklaring kan ik me niet herinneren. Hoezo dan, raar?

Er is meer niet raar, volgens de man die met zijn collega’s zal beoordelen of ik ADD heb. Dat mijn moeder zich vooral herinnert dat ik een makkelijk en avontuurlijk kind was en niets van waar we hier voor komen. Zette ze me in de box, dan pruttelde ik even, maar richtte mijn aandacht al snel op iets anders, het volgende speeltje. Problemen op school, problemen om me te concentreren, opmerkingen, snel afgeleid zijn? ‘Nee, niet dat ik weet. Raar hè, daar kan ik me niets van herinneren.’ ‘Het is toch ook heel lang geleden, mevrouw?’ Maar om een goede diagnose te kunnen stellen, is informatie over mijn jongste jaren belangrijk.

Ik probeer me open te stellen, zoals aangekondigd. Hoe blij ik ook ben met de cursus bij het ADHD-centrum en hoe verbaasd ik ook was over de vanzelfsprekendheid waarmee mijn huisarts en eerdere psycholoog me op medicijnen wezen.  Ik beeld me in dat ik onlangs voor het eerst hulp gezocht heb. Dat ik gek word van chaos in mijn hoofd en dat ik in deze twee mensen eindelijk, eindelijk, eindelijk hulp denk te hebben gevonden.

Bij het handjesschudden vergis ik me in mijn rol. Ik ben nu niet de journalist die deze jonge, ietwat zenuwachtige, ‘zorgprofessionals’ komt interviewen en met luchtige opmerkingen geruststelt, nee, ik ben De Patiënt, die vast zenuwachtig is en gerustgesteld moet worden. ‘U heeft het koffie-automaat al gevonden, zie ik? Dat is goed hoor!’ In de drie uur die volgen onderdruk ik de neiging om mijn gesprekspartners enige basiskennis over het interviewen bij te brengen (‘Vraag altijd door!’, ‘Heeft iemand moeite om een vraag te beantwoorden, kom er dan later op terug!’, ‘Werk niet al te nadrukkelijk een vragenlijst af!’). En verzet ik mij niet tegen het nadrukkelijke zoeken naar Problemen – ik ben in een psycho-medisch centrum, zoals ik het op de uitnodiging genoemd zie worden en daar is ‘ziektebeeld’ nu eenmaal het uitgangspunt. Het is de gangbare benadering, ergens zal het goed voor zijn.

Nee, ik ben niet vreselijk impulsief, antwoorden we alledrie. Ja, er zijn burn-outs geweest. Hoe die eruit zagen? Nou, rot. Opstaan, ontbijten en vervolgens op de bank ploffen om bij te komen. Dit voorbeeld dateert wel al van veertien jaar geleden hoor, zo extreem is het daarna nooit meer geweest. Ja, ook in mijn kindertijd gebeurden er rare dingen. Met de bus naar school en na aankomst meteen in de bus terug stappen, ‘buikpijn.’ Had ik de ziekte van Pfeiffer, zoals de huisarts destijds suggereerde, was ik ziekelijk verlegen, of was er iets anders aan de hand? Dus financiën zijn vaak een probleem? En hoe zit het met seksualiteit?

Ik probeerde me open te stellen. Tot mijn opluchting, heb ik geen witte jassen gezien, zijn er geen elektriciteitsdraden aan mijn hoofd bevestigd, is er geen hersenscan gemaakt en mijn verklaring in het begin – dat kon ik niet laten – dat ik geen zin heb ik medicijnen, namen psycholoog en stagiaire vriendelijk ter kennisneming aan.

Wat was er, zoals verwacht, veel aandacht voor Problemen. Rottigheid als kind, crises als volwassene, potentiële crises tussen Erwin en mij. Niets waar ik nog nooit, met geen enkele hulpverlener of coach of met Erwin over gepraat heb, niets waar ik niet al dagboeken over vol schreef, niets dat ‘ik nog een plaatsje moet geven.’ Ik stelde me open, echt. Misschien hebben ze me iets te bieden, bij PsyQ. Ik wacht de uitslag en een volgend adviesgesprek af. Maar ik vrees dat ik last heb van ‘positieve bubbels’, zoals we dat op de zenschool noemen, positieve ervaringen die je ervan weerhouden om je werkelijk open te stellen voor iets vergelijkbaar-maar-nieuws. Na het eerste onderzoeksuur had ik een brok in mijn keel – door het oprakelen van ervaringen, in combinatie met de vriendelijke doch zorgelijke blikken die deze bij mijn gesprekspartners opriepen. Ook op dag één van de opleiding Effectief met ADHD had ik een brok in mijn keel, in het zoetzure feest der herkenning. Het is me niet gelukt, me helemaal open op te stellen. Doe mij die zoetzure brok maar.

Wat je water geeft groeit

gieter-lungo-blauw-xala1-229x300Beginnen ze al te vervelen, mijn blogs? Ik had beloofd, in ieder geval aan mezelf, maar ook aan mijn lezers, dat ik met deze blog iets wil doorbreken. Iets negatiefs. Mijn gevoel dat ik wel vreselijk enthousiast aan dingen kan beginnen, maar juist de dingen die ik echt heel graag wil doen, niet afmaak. Het gevoel dat ik het dus eigenlijk allemaal niet kan. Elk moment door de mand kan vallen. Tuurlijk, ik kan best leuke stukjes schrijven. Dat weet ik, dat weet een aantal vaste opdrachtgevers, dat weten talloze mensen die ik heb geïnterviewd. Wat zij niet of nauwelijks weten, is dat dat me soms ‘opeens’ vreselijk veel moeite en tijd en energie en nachtrust kost. En, frustrerender nog, dat ik grotere, langere, diepgaandere verhalen wil schrijven, boeken zelfs. Of verhalen bij tentoonstellingen, met mooie beelden erbij. Dat ik vele uren meer aan interviews voor die verhalen en boeken en tentoonstellingen onuitgewerkt in schriftjes, MP3 en, jawel, op cassettebandjes, heb staan dan ik alles bij elkaar gepubliceerd heb. Dat het me daardoor moeite kost om mijn ambities, en daarmee mezelf, serieus te nemen. En dat ik dus, tot voor zeer kort, maar zelden met mijn plannen en projecten te koop liep.

Dat wil ik dus doorbreken. En al doende wil ik de wereld laten zien dat dat kan. De wereld van de mensen die alles meezit èn de wereld van ‘ons, degenen die het niet altijd meezit’. Dat je moeite kunt hebben om je te concentreren, daardoor onzeker kan zijn, zo onzeker zelfs dat je de neiging hebt om jezelf af te remmen voordat je ambities maar de kans krijgen om werkelijkheid te worden…..en die neiging kunt terugdringen. Dat ADD of ADHD of een achterstand als gevolg van een moeilijke situatie thuis, een lichamelijk beperking, trauma, analfabete ouders of wat het ook is dat maakt dat je in sommige opzichten niet helemaal meekomt, nooit allesbepalend is. Dat er altijd dingen zijn die je wel kunt doen, of waar je zelfs heel goed in bent. Ik heb meer dan genoeg verhalen opgeschreven, en nog veel meer aangehoord, van mensen die daar het levende bewijs van zijn.

En nu heb ik al in acht blogs geschreven wat tot nu toe niet lukte. Wat je aandacht, water, geeft groeit, vatte ik in mijn blog Doe ik het wel goed?’ de theorie van het ADHD-centrum samen. Ons brein is aartslui, voegde trainer Anja daaraan toe, ‘goed in alles wat we veel doen en alles wat we veel denken.’ En daarmee houdt het dat gedrag en die gedachten in stand. Denk je vaak, zoals ik, ‘het zal wel weer niet lukken’, dan is is de kans groot dat dingen inderdaad niet lukken. Het goede nieuws is, zei Anja erbij: je kunt je denken veranderen. Als je de dingen die wel goed gaan maar genoeg water geeft. AD(H)D of niet. De andere trainer, Renée, liet ons een oefening doen: ‘Doe je armen eens over elkaar.’ Simpel, waar is dat goed voor? ‘En doe ze nu eens andersom over elkaar.’ Huh? Da’s puzzelen. Maar het lukt. ‘Zie je: een nieuwe beweging voelt in het begin een beetje raar, maar als je wilt kun je het leren. Zo is het ook met nieuw gedrag en een andere manier van denken.’

Vertel mij wat. Toen ik een jaar of drie geleden voor het eerst tien minuten probeerde te mediteren, duurden die tien minuten een eeuwigheid. Keek ik elke minuut wel drie keer ‘hoe lang ik nog moest’. Ging ik een paar keer anders zitten. Nu word  ik pas onrustig als ik voor de derde of soms pas de vierde of vijfde keer op een dag twintig minuten stilzit. ‘Vanzelf’ gaat het nooit, maar ik houd vol omdat ik merk dat mediteren me goed doet. Me rust geeft en helpt om ook in andere situaties door te zetten.

Ook deze blog kwam niet vanzelf. De eerste versie begon met een opsomming van alles waar ik vandaag aan begon zonder dat ik het af kreeg. Mijn brein is erg goed in de gedachte ‘Ik heb geen tijd’, wilde ik laten zien. Ook op deze eerste postvrije donderdag in zes maanden ‘heb ik geen tijd.’ Desondanks is de blog afgekomen. Zonder die opsomming. Nog niet volledig positief, maar wel op tijd. Ik kan het niet genoeg benadrukken.

Doe ik het wel goed?

Nu begint het pas echt. De lessen, de theorie en de praktijk. Ik verkeer nog altijd in een roes, simpelweg omdat ik over mijn ADD heb durven praten, aan de opleiding begonnen ben, blog, me gesteund en gelezen weet. Maar door de roes heen, breekt zo nu en dan iets zwaars.

Neem gisteren. In het kader van ‘WWW – Wat Werkt Wel voor Jou’  hadden we de maandag in de les besproken welke manieren ieder van ons heeft of had om positieve energie op te doen. Ik wist er een stuk of vijftien. Een leven lang zoeken maakt creatief. Degene die ik, geen idee waarom, uitverkoos om in de grote groep te gooien, was ‘vroeg opstaan.’ Later kwam ik daarop terug: niet het opstaan zelf is zo fijn, maar de stilte in huis, zo tussen zes en zeven ’s ochtends, het licht dat (tot een paar weken geleden) rond die tijd langzaam doorbreekt, de afwezigheid van afleidingsdreiging, het gevoel dat dit uur extra en helemaal vrij is…. Rijk, zo voelt het. Zo rijk, dat ik me de hele dag rustiger, blijer en fitter voel als ik me dat gegund heb.

Gisteren stond dat uurtje niet in de planning. Erwin had broodjes in huis gehaald om samen ’s ochtends warm in bed van te genieten. Uitslapen was er in het weekend niet van gekomen en hij gunde mij (en zichzelf) na twee intensieve dagen een traktatie. Sliep ik door de wekker heen. En door Erwins opstaan. Ik werd pas wakker toen hij, met jas en al naast bed stond. ‘Ik moet gaan. Ik dacht ‘ik laat je maar slapen.” Dàg samen warme broodjes eten èn dàg uurtje rijk aan stilte. Grrrrr.

Ik had maar één officieel plan: een tekst, geschreven door een zeer nabije coach, voorzien van feedback. Was ik al weken ’tussendoor’ mee bezig en nu moest het af. Van mezelf. Maar ja. Ik had mails. Dagen niet aan toegekomen. Ik beloofde mezelf die te beantwoorden als de hoofdklus geklaard was. Alleen berichten over mijn blog mochten voor die tijd. Waaronder die op Facebook. Heb ik een paar maanden geleden mijn Facebook-account zo ingesteld dat ik geen updates meer in mijn mail krijg – tot mijn spijt, sorry, vandaar dat ik zo weinig op jullie updates reageer, lieve Facebookvrienden, het leidt me teveel af – ga ik zelf weer eens posten. Ja, en dan kijk ik natuurlijk wel naar de reacties. En wat ik nog meer zie. Wat hartstikke leuk is.

Aan die tekst heb ik twee uur besteed. Toen was mijn feedback af. En de dag om. Vervlogen met het lezen maar nog even niet beantwoorden van mails – nee, stráks – , een vriendendienst die opeens héél belangrijk en uiterst gewichtig was, mijn moeders preoccupaties ten aanzien van de viering van de tachtigste verjaardag van mijn vader die allang niet meer weet wat de begrippen ‘jarig’ en ’tachtig’ betekenen, Facebook dus en, ja, wat nog meer eigenlijk?

’s Avonds, tijdens de les zenmeditatie, hadden we het over dualisme. We deden een oefening waarbij iedereen iets moest doen (een beweging maken, in de handen klappen), de anderen hem nadeden en we vervolgens bespraken wat de oefening bij iedereen opriep. Bij mij was dat de vertrouwde mantra: ‘doe ik het wel goed?’ Tijdens het mediteren schoten me vervolgens alle ‘foute’ antwoorden te binnen die ik op vragen tijdens de AD(H)D-lessen had gegeven. Vroeg opstaan als ‘hulpbron’, pffffff. Mijn doel, hardop uitgesproken, om bekendheid van AD(H)D bij het Nederlands publiek vergroten, was ambitieus, maar okee. Viel bovendien in goede aarde. Maar dan, als antwoord op de vraag wat het me brengt als ik dat doel haal ’trots’ en ‘zelfvertrouwen’! Tsjjjjj. ‘Rechtvaardigheid’ had ik moeten zeggen, ‘het wegnemen van vooroordelen die het mensen nog moeilijker maken om te bereiken wat ze willen bereiken.’

En ik maalde over mijn blog van vandaag. Theorie en praktijk dus. Theorie: ‘Wat je aandacht geeft groeit. Besteed je vooral aandacht aan wat niet lukt (concentreren, doen wat je je voorgenomen hebt) dan vergroot je de kans dat het de volgende keer weer niet lukt. Richt je je op wat wel lukt, sta je daar ook echt bij stil en geniet je daarvan, zodat dat wat niet lukt minder aandacht krijgt, dan voel je je beter. Wat de kans op succes, de volgende keer, vergroot.’ Praktijk: ‘Ook vandaag zitten mails en Facebook me in de weg. Voordat ik me in mijn postpak zou hijs, wil ik deze blog af hebben. Maar ja. Ik wilde om half 11 de deur uitgaan, zodat mijn post voor drieën en voor de volgende grote regenbui, op de matten lag. Ik weet gelijk weer waarom ik mijn werkdag het liefst offline begin, met pen, papier, aantekeningen of boek. Met de telefoon op stil. Zodat ik pas in digitale en telefonische verleidingen kom als de eerste klus geklaard is. Half 11 is niet gelukt. Laat ik dat vergeten. Kwart over twaalf is best een mooie tijd. Dan maar even zonder plaatje en hyperlinks.

44, een nieuw begin

44Dat vandaag een bijzondere dag zou worden, wist ik. Ik heb het namelijk aangekondigd. Gisteren op LinkedIn, maandag in de beslotenheid van ‘mijn’ vaste maandagochtend netwerkgroep bij de Impact Hub Rotterdam. Vandaag ben ik 44 geworden en begonnen met bloggen. So what? 44 voelt niet als mijlpaal. Over de schrik van het veertig worden ben ik heen en de vijftigers die ik in steeds grotere getale om me heen heb geven me niet de indruk dat ik van die leeftijd wat te vrezen heb. En bloggen heb ik vaker gedaan.

Mijn dag begon met Erwins zelfgebakken taarten, thee, ander lekkers, een brandweermannentas, telefoontjes van mijn slaperige moeder, mijn wakkere oom en nog wakkerdere 83-jarige  ‘invalmoeder’ uit Argentinië, …………. en de volgende karakterisering van het 44e levensjaar, door Erwin voorgelezen uit het boekje Nog vele jaren:

“Als de gevoelens van gebondenheid minder sterk worden en tevens de fixatie op het onaffe, niet-perfecte afneemt, komt kracht vrij. Wat tot dusver een belemmering was, blijkt hulpmiddel te kunnen zijn.”

Ik was er stil van, die tekst. Ik, de journaliste, ooit correspondent, tegenwoordig pronkstukspecialist en postbode, bood maandag in besloten kring mijn excuus aan voor de vele plannen en projecten waar ik vol enthousiasme aan begon, mede met hulp van de mensen in die beslotenheid, en die ik nooit heb afgemaakt. Had daarbij een lijst klaar vol excuses, variërend van zorgen om en voor mijn bejaarde ouders, de tijdrovende bijbaan, alleen kunnen werken als ik in eenzaamheid thuis ben, mijn eeuwige e-mailachterstand, het ontbreken van een afwasmachine, verkoudheid, naweeën van de vakantie, achtereenvolgende slecht geslapen nachten met alle consequenties van dien…….. maar las die lijst niet voor. Het voelde niet goed, die excuses. Ben lang genoeg gefixeerd geweest op onaffe dingen en wat ik allemaal nog meer en beter had gekund.

Begin dit jaar suggereerde een psycholoog dat ik wel eens ADD zou kunnen hebben, een (deels) aangeboren concentratiestoornis, vorm van ADHD, zonder H van hyperactief. Het zou veel verklaren. Ik zie er meestal rustig uit, maar in mijn hoofd is het druk. Zo druk dat ik nog niet aan de ene klus begonnen, of de gedachte aan het volgende popt alweer op. Zelfs als ik weinig werk heb, mezelf een vrije dag gun, ziek ben, heb ik voor mijn gevoel nooit tijd. Dat is niet iets van de laatste jaren, maar van zo lang ik me kan herinneren. Op de lagere school liep ik eens een paar maanden achter met mijn rekensommen. In de brugklas zat ik regelmatig tot één uur ’s nachts aan mijn huiswerk. Tussen het dagdromen en lezen door – wat ben ik blij dat er toen nog geen smartphones en internet waren. Later deed ik oneindig lang over werkstukken en mijn eerste artikelen. En begon ik vaak vol enthousiasme aan nieuwe projecten, zonder deze af te maken. Ik ging me schamen. Voor alles wat ik te laat inleverde of wat zelfs nooit af kwam, ook voor artikelen die met veel enthousiasme zijn ontvangen. Die schaamte maakt dat ik bijna niet meer aan nieuwe dingen durf te beginnen.

En toch ben ik dat nu aan het doen.

Volgende week begin ik aan de opleiding Effectief met ADHD/ADD, van het ADHD Centrum in Delft. Anders dan bij ADHD-hulpverlening gangbaar is, richt het ADHD Centrum zich niet op ‘hoe ga ik om met mijn probleem?’ oftewel: ‘Hoe leer ik plannen, op tijd komen, me concentreren?’ – daar heb ik al bijna veertig jaar op geoefend – maar op ‘Waar ben ik nu echt goed in?’. Door daar veel meer aandacht aan te besteden, zou mijn ‘fixatie op het onaffe en niet-perfecte’ af moeten nemen. Dat is in ieder geval wat ik ermee wil. Ondertussen ga ik bloggen. Over wat ik leer, hoe ik val en weer opsta, de zoektocht die ik de afgelopen decennia al heb afgelegd, in relatie tot wat er zoal op mijn pad komt. Mijn dementerende vader bijvoorbeeld, over wie ik al een tijdje aankondig te gaan publiceren (…) En over niet al te lange tijd, schrijf ik ook voor kranten en tijdschriften over ADD en de impact ervan, in mijn leven en omgeving en in de levens van de talloze mensen die het ook hebben.

Eerlijk gezegd sta ik van mezelf te kijken. Maandenlang heb ik het woord ‘ADD’ alleen op fluistertoon en aan intimi uitgesproken. Naarmate ik er luider en meer over vertel, ontdek ik veel mensen de symptomen bij zichzelf herkennen. En dat het me kracht geeft om mijn ervaringen te delen. Dat voelt als een heel goede start. Mijn belemmering als hulpmiddel, wie weet.

Wordt vervolgd!