Het liefst zou ik schrijven over wat er is. Wat waarneem, denk en voel op het moment van schrijven. Maar hoe meer ik daarop let, ontdek ik dat ik op het moment dat ik ervoor ga zitten om te schrijven, zelden waarneem, denk en voel wat ik hoopte. En dat ik op het moment dat ik iets schrijvenswaardigs meemaak, ik vaak geen zin heb om te schrijven.
Neem gisterochtend. Ik zit in de trein naar Nijmegen, op weg een zenlerarenstudiedag. Naast me een grote rugzak, met daarin mijn laptop, twee boeken, een schrift, pennen en potloden. “Ik schrijf en lees het best in de trein”, heb ik mezelf ooit wijsgemaakt. Terwijl ik naar het station fiets, besluit ik de reis te beginnen met een blog. Het onderwerp: het bezoek van Eddie, vrijdagavond, ofwel hoe een hernieuwde kennismaking in het heden nieuw licht op het verleden werpt. Zoiets. En wat dat dan betekent voor de toekomst.
Eenmaal ingestapt, besluit ik eerst maar eens “te landen.” Ik zit schuin achter twee oudere Italiaanse mannen. Terwijl er tijden waren dat ik zo nodig de halve trein doorliep om een plek te vinden waar het helemaal stil was zodat ik niet zou worden afgeleid, koester ik nu het toeval. Eddie had de vorige avond verteld over zijn vakantie in Italië en vervolgens aten wij Italiaans. Leuk om via het zangerig spreken van mijn medereizigers in de sfeer te blijven.
Dan komt de zon op. De stadlucht aan de “Italiaanse kant” van de trein wordt roze, met grijze vegen die de kleur benadrukken. Duiken we een tunnel in, dan ben ik teleurgesteld, komen we weer boven, dan vervolg ik het bewonderen van de lucht. Al vind ik het jammer dat er door “mijn” raampje nog geen roze te zien is. Ik besluit foto’s te maken, om het moment vast te leggen. Hm, lukt niet echt. Die mannen zitten ervoor. En ik wil niet van plaats veranderen. Ik ging immers schrijven en lezen. Dan maar, eenmaal de stad uit, een foto van wat aan mijn kant van de trein te zien valt. Om vervolgens, zonder computer en boeken, slaperig te genieten van “wat er is.”