Iets raars

Er was iets raars vandaag. Ik kan het alleen niet duiden.

Van buitenaf gezien was het raarste dat ik vanochtend alleen wakker werd. Erwin was uit logeren. Maar dat was het niet. Ik kwam nog later te laat dan ik anders wel eens doe, bij mijn netwerkgroep bij de Hub. Dat was het ook niet. Bijzonderder was, dat ik, na een korte ‘sorry’ gewoon rustig mijn verregende jas uitdeed, mijn spullen uit mijn tas haalde en vrijwel direct in de verhalen van anderen zat. Ik hoorde vrijwel elk woord dat zij uitspraken en die woorden drongen nog tot me door ook. Waar waren de haast, de stress, de wolk van zelfverwijt die me bij een te late aankomst normaal gesproken nog gemakkelijk een kwartier verdoven? Waar was……….hé, er daagt me iets………… de schaamte?

Kort na mijn binnenkomst nam ik het woord. Zonder excuses. Normaalste zaak van de wereld. Nauwelijks voorbereid, nauwelijks zenuwachtig.

Het effect van de cursus? Van het kijken naar en schrijven over schaamte? Twee dagen les, één blog, exit schaamte-voor-het-leven?

De dag ging rustig verder, ongewoon rustig. Ongewoon voor de maandag, zeker voor een maandag na een door cursus opgebroken werkweek. Niet rustig qua activiteiten – twee afspraken, een artikel, lunch, kopij voor een nieuwsbrief inventariseren, enkele telefoontjes, mails, gevolgd door boodschappen, koken, eten, haasten, zen. Wel rustig qua stemming. De eerste stress kwam net pas, een minuut of twintig voor mijn blogdeadline. Al was ook die beperkt. Ik snap het niet. Ik moet moe zijn. Gisteravond – alleen thuis, je kent dat wel – ging ik pas tegen half twee slapen, vijfenhalf uur later ging de wekker weer.

Ik wacht op de terugslag. De siësta waar ik twaalf uur later uit ontwaak. Of morgen wel proberen maar niet kunnen en dan alsnog boos zijn. Of de schaamte, de kramp in mijn buik, als ergens morgen, op een onbewaakt ogenblik, tot me doordringt wat ik nu weer heb geschreven.

We zullen zien.

Stok achter de deur van vandaag: Hanneke Dijkman. Dank je Hanneke!

Ik schaam me

Ik schaam me bij voorbaat voor deze blog. Wie daar moeite mee heeft, klikke vooral snel verder.

Ik schaam me, omdat schaamte een rot-onderwerp is.

Ik schaam me, omdat me, daags na weer twee cursusdagen, geen ander onderwerp te binnen schiet.

Ik schaam me, omdat het onderwerp schaamte veel bij me losmaakt.

Ik schaam me, omdat ik me al mijn hele leven schaam.

Ik schaam me, omdat ik nauwelijks  weet hoe dat komt.

Ik schaam me, omdat me inmiddels duidelijk is dat ik daar helemaal niet zoveel reden toe heb.

Ik schaam me, omdat schaamte me van zoveel stappen weerhouden heeft.

Ik schaam me, omdat schaamte me blind maakt voor wat ik allemaal wel doe en kan en heb gedaan.

Ik schaam me, omdat ik het nu benauwd krijg.

Ik schaam me, omdat ik bang ben dat lezers, waaronder opdrachtgevers, misschien op dit stukje afknappen.

Ik schaam me, omdat ik die opdrachtgevers zo vaak dingen heb toegezegd die ik niet nakwam.

Ik schaam me, omdat ik juist de dingen waar ik het meest enthousiast over ben, het meest voor me uit schuif.

Ik schaam me, omdat ik zo tijd en energie en talent en kansen te grabbel gooi.

Ik schaam me omdat ik die schaamte nooit echt van me af heb geschud.

Ik schaam me, omdat twee dagen ‘werken aan schaamte’ me rust en energie heeft gegeven.

Ik schaam me, omdat schaamte, volgens de trainers bij het ADHD-centrum,vrijwel altijd voortkomt uit patronen in je gezin van herkomst.

Ik schaam me, omdat dat zou betekenen dat ik mijn oude ouders wat te verwijten heb.

Ik schaam me, omdat ik weet dat die veronderstelling niet klopt.

Ik schaam me, omdat ik desondanks dat gevoel heb. Of had.

Ik schaam me, omdat me pas tijdens familie-opstellingen, gisteren, duidelijk werd, dat ik wel heel veel voor anderen – mijn vader en moeder, in dit geval – heb ingevuld zonder te weten wat er echt in hen omging.

Ik schaam me, omdat ik daardoor zo vaak zo gemakkelijk afstand heb genomen.

Ik schaam me, omdat het met zo’n oefening opeens zo gemakkelijk lijkt om anders tegen mijn ouders, mijzelf en alles en iedereen om me heen, aan te kijken.

Ik schaam me, omdat ik deze werkdag niet bloggend begon, zoals andere post-cursuswerkdagen.

Ik schaam me, omdat ik dik 240 mails in mijn mailbox heb en er daar vandaag nog maar enkele van heb bekeken.

Ik schaam me, omdat ik besloten heb om mijn werk, mijn betaalde journalistieke werk, eindelijk weer eens wat serieuzer wil nemen dan ik lang gedaan heb.

Ik schaam me, dat ik daar een blog en een cursus, beide volgend op lang sluimerend ongenoegen, voor nodig heb.

Ik schaam me, omdat ik bang ben dat ik mijn voornemen – in concreto: weer in volle vaart en met mijn oude creativiteit, doorzettingsvermogen en enthousiasme achter journalistieke opdrachten aangaan, die opdrachten goed en tijdig afronden en binnen enkele dagen daarna weer aan de volgende beginnen, zodat ik in de flow blijf en de kachel blijft roken – over een paar dagen weer vergeten ben.

Ik schaam me, omdat ik me realiseer, dat ik vandaag al de eerste stappen gezet heb.

Ik schaam me, omdat ik nu met de blog moet stoppen. Op naar een interview, dat vanochtend nog niet in mijn agenda stond.

Stok achter de deur van vandaag: Diny Blad. Dank je Diny!

De normaalste zaak van de wereld

normale-wereld_janna-kool-300x208Morgen en overmorgen duik ik weer in de opleiding Effectief met AD(H)D. Die is dan halverwege. Als bijna vanzelf blik ik terug op de afgelopen twee maanden. Dus kwam ik vanochtend een vrouw tegen die aanwezig was bij de laatste Hub-netwerkbijeenkomst voordat ik met opleiding en bloggen. Ik had haar sindsdien niet meer gesproken.

Toen, eind september, nam ik het woord ADD nog niet in de mond. Tijdens die netwerkbijeenkomst vertelde ik over de oorsprong van mijn schrijven: ik vond het als kind moeilijk om in een groep mijn zegje te doen, ontdekte dat papier geduldig was en bleef vervolgens schrijven en schrijven en schrijven. Heb ik hier inmiddels vaker verteld, maar toen betrof het een nieuw inzicht. Ik voegde eraan toe dat ik graag in contact wilde komen met anderen die moeite hebben om zich te concentreren. Zij was een van de drie (in een groep van vijftien) die reageerden, een uurtje na de bijeenkomst in een mail:
‘Wat jij beschreef, dat herken ik heel goed. Liever even rustig nadenken over mijn zinnen, in de situatie zelf ben ik meestal van mijn a propos. Ik denk wel eens: zal ik een debatteer-cursus doen… 🙂

Nu vertelde ik haar over mijn blog, over ADD. ‘Heeft het daarmee te maken dan?’
Grote ogen. ‘Waarschijnlijk wel’, zeg ik. ‘Heeft een psycholoog tegen me gezegd, een diagnose heb ik niet. En wat ADD  precies inhoudt weet niemand, dus zoveel zou dat niet zeggen. Maar ik herken in ieder geval veel in alles wat ik er de laatste tijd over gehoord en gelezen heb.’
‘Een vriendin van me heeft ADD’, antwoordt zij. ‘Zij heeft me weleens uitgelegd hoe dat werkt. Eerlijk gezegd vind ik het moeilijk om dat serieus te nemen. Ik denk: ‘als iemand zich prettig voelt bij zo’n labeltje, moet hij dat zelf weten. Ik zou me er beperkt door voelen.’

Dat heb ik vaker gehoord. Sterker: ook al is de suggestie dat ik ADD heb aanleiding voor deze blog, ook ik heb niets met labeltjes. Ik hoop duidelijk te maken dat ADD voor mij hooguit een verklaring is, een verklaring voor dingen die niet lopen zoals ik zou willen. Of meer nog: een zoekrichting voor oplossingen. Voor mij begint dat zoeken naar oplossingen er nu mee dat ik het beestje bij de naam noem. Al zeg ik erg raag bij dat ADD maar een van de vele ‘beestjes’ is die maken dat ik ben wie ik ben en dat mijn leven loopt zoals het loopt.

In de week tussen die bijeenkomst in september en mijn ‘coming out’ als vermoedelijke ‘ADD-er’, biechtte ik een andere vrouw op dat ik misschien ADD heb. Fluisterend. Aanleiding: ik stond versteld van de manier hoe zij, met tekeningen en pijltjes een ingewikkeld verhaal inzichtelijk kan maken, terwijl ze wegens dyslexie moeite heeft met schrijven. Ook in haar hoofd zit een vreemde combinatie van chaos en structuur. ‘Oh, dat heeft mijn broer ook’, antwoordde zij, verbaasd en laconiek tegelijk. Ze heeft het er vaker over gehad. ‘En mijn dochter ook.’ Andere familieleden hebben weer andere afwijkingen. ‘Maar één van mijn kinderen is normaal. Hoewel die wel erg van slag raakt als dingen opeens anders gaan.’ Afwijkingen, de normaalste zaak van de wereld, zo klinkt het.

Ik was verbluft en blij. Iemand die de term ADD kent. Die iets weet van de ‘symptomen’. Te vriend houden, dacht ik, altijd fijn om iemand te hebben met wie ik kan praten over wat niemand begrijpt.

Toen kwam die presentatie. De blog. De opleiding. Dat ik bij de opleiding ‘soortgenoten’ zou treffen, natuurlijk, was te verwachten. Al waren zij ‘normaler’ dan dat ik me hen had voorgesteld. Zo zie je maar wat labeltjes doen – ook ik ben erin getrapt. Dat er in de afgelopen twee maanden, nog afgezien van tijdens de opleidingsdagen, geen drie dagen voorbij zouden gaan zonder dat iemand tegen me zei dat hij of zij zelf ook ADD heeft, of iemand in de nabije omgeving heeft die dat heeft, of op zijn minst zoveel herkent in mijn verhalen dat hij/zij vermoedt dat……, nee, dat niet.

We trekken onze agenda’s, de vrouw met vriendin met labeltje. Ik noem drie data. Aarzelend kiest zij er een uit. ‘Altijd als ik een afspraak in mijn agenda wil zetten krijg ik een beetje de kriebels. Kan het eigenlijk wel?’ ‘Hmm, dat heb ik nou ook.’ Ik voel een glimlach, zo’n zie-je-wel-glimlach, die voor ‘goed-fout’ zou kunnen doorgaan. ‘Ik heb altijd het idee dat andere mensen gewoon aanvoelen wanneer ze wel of niet iets kunnen plannen’, aarzelt zij. ‘Sommige wel ja. Maar niet iedereen.’

Stok achter de deur van vandaag: Janna Kool. Dank je Janna!

Schrijven met-zonder beperking

schrijven-met-zonder-beperking-300x168Welles, maandag was wel een dag te vol. Ik eindigde de  dag energiek en blij bloggend. Daaruit dacht ik te kunnen opmaken dat ik, dankzij de opleiding Effectief met ADHD en heldere doelen voor ogen, inmiddels meer kan hebben. Dat  het een absurde gedachte is dat vier afspraken op een dag me teveel is. Goed, andermans webteksten schrijven tussendoor, dat lukte niet. Dat vond ik jammer, maar ik had er alle vertrouwen in dat het de volgende dag goed zou komen. Vandaar het positieve einde van mijn verhaal van die dag.

Dat positieve einde trek ik terug. Het kwam niet goed, de volgende dag. Goed, ik had ’s ochtends een afspraak die erg leuk en inspirerend was. Jippie. Daarna de hele middag vrij voor het schrijven van die teksten. Jippie. Ik ging ervoor zitten, tot vier keer toe. In de bibliotheek, zonder in te loggen op internet. Lekker rustig. Ik heb foto’s uitgezocht. Mijn digitale to-do-lijst weer eens bijgewerkt. Een paar keer koffie gehaald, het uitzicht op de nieuwe markthal bewonderd, mijn mail gecheckt op andere computers, wat gebrainstormd op papier, onder andere over die teksten. Een boek geleend dat ik al van een vriendin geleend heb, zodat ik dat haar snel terug kan geven. O ja, en toen ik voor de vierde keer zag gebeuren dat die teksten in steekwoorden bleven hangen, ben ik de markt opgelopen om inspiratie op te doen voor Sint-cadeaus.

Onderweg naar huis, bedacht ik me dat ik nog wat vergeten was. De volgende ochtend, woensdag 3 december, zou ik samen met Gwendoline Haslinghuis van Schrijfpaleis 010 een workshop verzorgen in het kader van Wereldgehandicaptendag: Schrijven met-zonder beperking. Ter introductie en inspiratie zou ik een verhaal vertellen. Over beperkingen en over beperkingen als kracht. Met als voorbeeld dat ik ooit ben gaan schrijven omdat ik vreselijk verlegen was en omdat het in mijn hoofd zo’n rommeltje was. Schrijven hielp me mijn gedachten te ordenen en over te brengen wat ik niet durf te vertellen. Ik was zo blij met die ontdekking, dat ik dat ben blijven doen, totdat ik goed genoeg was om er mijn beroep van te maken. Ik zou mijn betoog eindigen met de stelling dat mensen met een beperking volgens mij altijd wel ergens goed in zijn. In sommige dingen zelfs beter dan anderen, niet ondanks maar dankzij  hun beperkingen. Kijk maar naar mij. En hebben blinden niet vaak een heel sterk gehoor?

Hoezo, beperking als kracht, snauwde ik me op mijn fiets toe. Welke kracht? Uitstellen, me laten afleiden, dáár ben ik sterk in. Mijn gevoel ontkennen, ook een gouden gave. Voelde me moe, maar bleef proberen. Deadline is deadline. Eenmaal thuis, chagrijn. Eten, opruimen, lezen, snauwen, naar bed. Wakker liggen. Ik schreef mijn beperking=kracht=relatief-verhaal om drie uur ’s nachts. Had ik dat maar gehad. ‘Deed’ die workshop, vrijwel zonder deelnemers. Werkte de rest van de dag aan die teksten. Tussen meer Facebook, foto’s, lijstjes door. En tegelijk met het Pronkstuk van Ted, dat gelukkig wel gemakkelijk uit mijn vingers kwam. Tot ik, na negenen, wankelend naar bed ging.

Gisteren een nieuwe poging. Fitter, na eindelijk een behoorlijke nacht, gevolgd door twee meditatiesessies in de vroegte. Deel één van drie delen van de opdracht is af. Best aardig geworden, al zeg ik het zelf.  De rol van de beperking? Die laat ik maar even buiten beschouwing.

Stok achter de deur van vandaag: Joost Burger. Dank je Joost!

Een dag te vol

canvas-bij-hub-300x225
Workshop Business Model Canvas bij de Hub, heb ik ook nog gedaan laatst

Die kop heb ik nu wel boven deze blog gezet, maar ik vraag me af of hij klopt. Hij schoot me te binnen toen ik tegen zessen vanmiddag door de kou naar huis fietste, wetende dat ik een uur later opnieuw door de kou zou fietsen. En ik was al zo moe en mijn dag was al zo vol geweest en wat is het toch altijd op die maandagen tegenwoordig, ik weet toch dat mijn dag dan vroeg buitenshuis begint en laat buitenshuis eindigt en dat ik tussendoor veel te veel wil op een plek die veel te leuk is om rustig te kunnen werken en dat ik dan weliswaar heel veel doe maar zelden of nooit toekom aan het betaalde schrijfwerk dat ik als ‘het echte werk’ beschouw waardoor ik aan het eind van de dag altijd het gevoel heb dat het teveel en tegelijk te weinig was en ik de nacht van zondag op maandag zo vaak relatief slecht slaap want ojee het is dan weer bijna maandag en de maandag is altijd zo lang en vol en waarom heb ik het toch opnieuw zo veel en veel en veel te vol gepland, maar ach, het zijn wel allemaal leuke dingen die ik gepland heb, ach weet je wat, laat ik maar rustig gaan slapen, tegenwoordig komt het uiteindelijk meestal best wel goed met die maandagen. En soms lukt dat dan en soms niet. Vannacht lukte het.

En het kwam inderdaad best wel goed. Zo voelt het nu, om 23.17  uur, tenminste. Beter tenminste dan tegen zessen. De dag begon, zoals elke maandag, bij de netwerkversterking van Impact Hub Rotterdam. Ik was voorzitter nota bene. Zijn we in principe bij toerbeurt allemaal weleens maar op de een of andere manier heeft het dik anderhalf jaar geduurd voordat ik voor het eerst mijn beurt op me nam. Vandaag was mijn tweede keer. Ging best goed, al zeg ik het zelf. Was alweer stukken minder zenuwachtig dan bij beurt één en we begonnen en eindigden precies op tijd. En op mijn wekelijkse netwerkvraag kreeg ik reacties waar ik blij van werd. Daarna, achtereenvolgens: een pronkstuk-interview over de surprise van Ted (mooi!), een 1 op 1 met Guido over zijn e-book en mijn snode website- en social mediaplannen (gaaf, weer wat stappen verder), lunch met bonen en sla (mmmmmm) en heel veel mensen (gezellig!), een paar mails, druppel op de immer gloeiende mailplaat (maar toch, een druppel), een poging om dan toch eindelijk de webteksten te schrijven die ik vorige week maar uiterlijk dan toch echt morgen beloofd heb (… leuk, dat worden ze wel…), tussendoor nog even een telefoontje met mijn herstellende moeder (nu al scherper zicht!) en tot slot, een gesprek met een jonge journalistiek-ambiërende post-collega met bewezen talent, over hoe hij dat talent benutten kan (o nostalgie en o wat houd ik van mijn vak 🙂 ). Daarna………..

nee, je laat het, niet meer verder met die webteksten, ook niet snel ff deze blog en dan naar friettent of Suri-Chinees maar gewoon lekker naar huis. Eten (jippie, stond klaar, dank je Erwin, het was nog lekker ook) en hup, naar zen. Geen les genieten deze avond, maar les assisteren. Da’s toch anders. Goed luisteren, niet alleen voor mezelf maar ook ten behoeve van feedback die ik te geven heb zo dat nodig blijkt. Gevolgd door twee keer twintig minuten ‘zitten’, thee, een rondje leerpunten en feedback light als ‘iedereen’ weg is. En dan weer fietsen, door die nog koudere want latere kou.

Ergens onderweg, in de loop van de zenles, popte de onwennigheid weer op. Nauwelijks vermomd dit keer, maar prettig. Ja, de dag was voller gepland dan ik waar kon maken,  nee ik ben nauwelijks aan mijn broodschrijven toegekomen. Maar wat een dag. Een goeie, die goed doet. En wat een kop. Vind hem leuk en zo mooi ADD, dus ik laat hem staan. Maar de lading dekken, nee dat doet ie niet.

Stok achter de deur van vandaag: Marco Tieleman. Dank je, Marco!

Meevallende pechtegenvallers

‘Pech’ kan ook tegenvallen. Dat klinkt nog absurder dan dat pech fijn kan zijn. Vandaag was ik opnieuw in het ziekenhuis. Volledig volgens planning, niets ernstigs, niet voor mijzelf. Niet eens pech dus, meer ‘potentieel verloren tijd.’ Mijn moeder is geopereerd aan staar. Is. Voltooid verleden tijd. Ze heeft een gaasje en een doorzichtig hardplastic kapje op haar oog en praatte, tot een minuut voordat aan het schrijven van dit verhaal begon, honderduit. Nu is ze naar bed. Omdat mij dat oprecht verstandig lijkt. Een staaroperatie mag volgens de folder van het oogziekenhuis een van de veiligste operaties zijn, gesnij in je ogen lijkt me niet bevorderlijk voor je energiepeil. Net zo min als twaalf uur niet eten en drinken voorafgaand daaraan en een roesje. Zelf zou ik in ieder geval blij zijn erna mijn bed in te mogen duiken. En ik ben nog lang geen 83.

Het lijkt mij verstandig, maar komt me ook goed uit. Ik weet niet beter, dan dat je in een ziekenhuis uuuuuuren zit te wachten en had als begeleider dus een tas vol lees- en schrijfvoer bij me. Had uitgekeken naar een dagdeel zonder internet en zonder huiselijke afleidingen, zoals ik ook kan uitkijken naar een lange trein-, bus- of vliegreis. Het eerste uur wachtten we samen en was er, dat had ik ingecalculeerd, van lezen of schrijven geen sprake. Toen mama eenmaal op de snijtafel lag, dacht ik uit de voetenbewegingen van artsen en assistenten die ik van onder het groene gordijntje door zag op te kunnen maken dat er sprake was van Complicaties. ‘Ojee’, dacht ik. Maar ook: ‘Da’s mooi.’ Uit de stapel lees- en schrijfvoer, koos ik de aantekeningen van de workshop Business Model Canvas die ik gisteren gevolgd heb. Zou toch mooi zijn, als dat model me helpt om mijn bedrijf rendabeler te maken, door me te richten op de dingen waar ik ècht goed in ben, voor de klanten die daar het meest voor willen betalen of die me, op een andere manier verder en verder en verder kunnen helpen. Ik had mijn aantekeningen vrijwel allemaal gelezen en samengevat, wilde net beginnen met het model aan het werk te gaan, of….’De begeleider van mevrouw Welten?’

Ik keek op, verrast, gelukkig ook opgelucht,  propte mijn papieren in mijn tas. ‘U kunt komen.’ Mijn moeder zat half rechtop in een apart gereden bed. ‘Hoe is het?’ ‘Het viel heel erg mee. De dokter vroeg of we familie zijn van de vorige hoofdcommissaris van politie in Amsterdam.’ In de uren die volgden, zou ze een paar keer zeggen dat de operatie ‘gezellig’ was geweest en dat artsen van nu veel prettiger zijn dan die van vroeger.

Bijkomen in de wachtkamer, broodje in de kantine, autorit naar huis, kopje thee en nog meer brood, nieuws kijken en nu de één naar bed, de ander achter haar computer.

Tijden veranderen. Ik vreet me niet op over mijn verloren lees- en schrijftijd, maar vrees naderende ‘pech’ van andere orde. Mijn moeder heeft geen wifi. Mijn onlangs bestelde smartphone is weliswaar gearriveerd, maar nog niet in gebruik omdat mijn oude abonnement nog niet verlopen is en ik geen dubbele abonnementskosten wil betalen. De PC op zolder is zwaar onderbeveiligd, terwijl de buren hun draadloze verbindingen juist wel beveiligd hebben – zo stelde ik net vast. Ik ga zo ouderwets experimenteren met telefoonkabels. Lijkt me leuk. Als het lukt, tenminste. Zo niet, dan baal ik. Oprecht. Er is meer dat ik vandaag en morgen, de tijd dat ik bij mijn moeder verblijf omdat zij nog niet alleen mag zijn, online zou willen doen. Ik ken de charme van improviseren en het lijkt me een intrigerend avontuur om in mijn ouderlijke buitenwijk een wifi-adresje te vinden of om, omwille van hun internetverbinding of computer, kennis te maken met de buren. Maar er is veel wat ik nu liever en ook nog eens veel beter doe.

Stok achter de deur van vandaag: Riet Zwarts. Dank je Riet!

iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigrgrgrgrgrrrkrkrrrrriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirrrkkkkkkkkkkkkkkkkkkiiiiiiiiiirrrrrrrriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiieee

Te vroeg gejuicht. Ik was de enige die dit ouderwetse inbelgeluid hoorde, en dan ook nog alleen in mijn hoofd. Het is niet gelukt, met die kabels. Gaf ik na een uur of twee koppig proberen toe. Ik maakte een tripje naar een buurthuis. Argentinië-nostalgie. In mijn Argentijnse jaren was wifi onbekend en zocht ik overal naar een goede internetplek.

Is het heel vreemd, ongezond, ADD, dat ik niet in de stress ben geraakt?

Nu snel terug naar m’n moeder, die met moeite geniet van geoorloofd luieren.

Hetzelfde strand, vijf jaar later

strand1-225x300‘Is de lucht nu zo helder, of ligt het aan mij?’ Het uitkijkpunt bij Kijkduin, gisteren aan het eind van de ochtend. Het was druk op dat punt, en overal op het strand aan onze voeten. Alsof het een mooie nazomerdag was. Dat had niets met mij te maken. We zijn vaker in november op die plek geweest en meestal was het dan bewolkt. Bewolkt, druilerig en stil. Al schijnt in mijn herinnering aan de eerste keer dat we samen op dat punt stonden, na een wandeling over het strand vanaf Hoek van Holland, vijf jaar geleden, altijd de zon.

Erwin en ik kenden elkaar toen nog nauwelijks. Na onze nachtelijke kennismaking een paar weken eerder, waren we één keer samen uit geweest. Met een mengeling van blijdschap en verdriet fietste ik daarna naar huis. Blijdschap, want het was leuk geweest. Verdriet want, tja, da’s lastiger. Waarschijnlijk had dat te maken met de teleurstelling die in die tijd meestal op dat soort blijdschap volgde. Liefdesrelaties wilden mij tot dan toe, dus tot diep in mijn dertiger jaren, maar niet lukken. Vind het flauw klinken maar zeg het toch: komt vaker voor, weet ik nu, bij AD(H)D’ers. Om bij mezelf te blijven: ik vond het leven jarenlang een stuk gemakkelijker in mijn eentje dan samen. Al was ik het alleen-zijn vijf jaar terug ook alweer jaren zat.

We hadden om een uur of tien afgesproken, de dag van die eerste strandwandeling, in de trein uit Erwins toenmalige thuisstad naar Den Haag. Een onmogelijk tijdstip, vond ik eigenlijk. Het was dat ik de afspraak heel graag tot een succes wilde maken, dat ik ruim op tijd was. Tot mijn verbazing was Erwin niet alleen op tijd, maar ook nog eens goed voorbereid. Hij had eten en drinken bij zich voor onderweg. Hij had niet eens hoeven haasten… Ik kon daar nauwelijks bij.

Gisteren liepen we dezelfde etappe als vijf jaar geleden in omgekeerde richting. Terwijl we door het zand stapten, minder zenuwachtig, rustiger ook, met een feestelijk gevoel van ‘vijf  jaar alweer, wat een tijd’, zag ik beelden van hoe mijn leven er tot onze ontmoeting uitzag. Ik werkte destijds in een gedeeld kantoor buitenshuis, waar ik soms als eerste binnenkwam en vaak als laatste vertrok. Anders dan in mijn begintijd als freelance journalist, hield ik mijn weekenden meestal vrij. Maar in plaats van aan ontspanning en leuke dingen, gingen ze vrijwel altijd op aan bijslapen, huishouden en de krant lezen. Tot mijn frustratie, leek dat allemaal zinloos. Ik kreeg ik mijn huis nooit aan kant, vaak lukte het me niet om boodschappen te doen voordat de buurtsuper zaterdags om 17 uur dichtging, bleef met krantenlezen bij het vierde of vijfde artikel steken. Alleen als ik vantevoren met iemand afgesproken had, kwam ik ertoe om andere dingen te ondernemen. En alleen als ik ergens over schrijven ‘moest’ las ik daarover alles wat los en vast zat. Ook dat past prima in het AD(H)D-beeld. Of was het gewoon een kwestie van weinig structuur in mijn leven?

De eerste keren dat ik met Erwin afsprak, schrok ik ervan hoe vanzelfsprekend het voor hem was om ’s avonds na het werk of in het weekend overdag, fit genoeg te zijn om dingen te ondernemen. Hij hield me in die zin een spiegel voor: ik zag hoe moe ik zelf was. En dat in een periode waarin ik me voor mijn doen juist goed voelde.

Met de maanden en jaren werd ik fitter en werd mijn, inmiddels ons, huis opgeruimder. Beide heeft veel met Erwin te maken. Samen voel ik me niet alleen beter, de liefde houdt me ook bij de les. Waar ik in mijn eentje regelmatig nachten doorwerkte en daardoor dagen achtereen in een roes leefde, wil ik nu fit zijn. Al is het maar omdat ik bang ben dat Erwin anders snel genoeg van me krijgt. Het huishouden blijft voor mij bijzaak. Maar als ik foto’s zie van hoe het was begrijp ik niet hoe ik destijds thuis overleefde.

Niet alleen de lucht was helderder, gisteren langs het strand, maar ook mijn hoofd. Eerlijk gezegd valt dat me vrijwel altijd op de laatste jaren, als ik ergens kom waar ik een poos niet ben geweest: elke keer zie ik de wereld scherper. Ik zie, ruik, proef, hoor en voel meer. De liefde en zen doen hun werk. Het zand was gisteren ruller dan ik me van andere wandelingen herinnerde, lopen was af en toe zwaar. Ik mopper vaak dat ik moe ben, zou graag nog veel fitter zijn. Desondanks waren we allebei een beetje verbaasd toen, even na zonsondergang, de eerste strandtenten van Hoek van Holland in beeld kwamen. ‘Weet je nog hoe moe we waren, vijf jaar geleden?’ Net als toen, begonnen er vlak voor de eindstreep regendruppels te vallen. Op het klimaat hebben wij geen invloed. Op elkaar des te meer.

Stok achter de deur van vandaag: Marlijn Wesseling. Dank je, Marlijn!

Alles voor een stok achter de deur

tekening-janna-stok-achter-de-deur-300x241Het onwennige gevoel ebt langzaam weg. Niet helemaal, maar genoeg om me alweer eens Vreselijk Stom En Onhandig te hebben gevoeld. Vrij vertaald: Bang voor De Grote Afrekening. Als er ìets is dat ooit tegen me gebruikt kan worden, is het wel de lang uitgestelde stap die ik maandag heb gezet. Ik stuurde een mail rond aan vrienden, familie en kennissen met de vraag om mijn te steunen met deze blog en met de financiering van mijn opleiding Effectief met AD(H)D. Niet aan iedereen, de lijst vertoonde vreemde gaten. Verouderd en min of meer geïmproviseerd e-mailadressenbestand, vandaar. Heb het ooit min of meer complete e-mailadressenbestand op mijn pc nooit overgezet op de laptop die mijn hoofdcomputer werd, vandaar. Ik vroeg om geld, al dan niet via het principe van de al veel genoemde maar hier nog niet nader verklaarde stok-achter-de-deur-groep.

Nu dan eindelijk die nadere verklaring.

Ik heb verteld dat mijn zorgverzekering het werk van het ADHD-centrum niet vergoedt. En wat laten vallen over financiële moeilijkheden. Duidelijker nu: ik heb op het moment dusdanig veel moeite om simpelweg (mijn deel van) de vaste lasten te betalen, dat ik me geen extra’s kan permitteren. Heeft met van alles te maken, maar voor een belangrijk deel, vrees ik, met mijn wat afwijkende relatie met prikkels. Toen ik deze zomer las over de opleiding Effectief met ADHD van het ADHD-centrum, dacht ‘hèhè, dat klinkt stukken beter dan wat ik tot nu toe over hulp bij AD(H)D heb gelezen, dat wil ik’, volgde daarop een mij zeer vertrouwde ‘maar ja’, namelijk de ‘maar ja, dat zit er voorlopig niet in.’

En toen dronk ik koffie met een vriendin die ik lang niet gezien had. Met wie ik ooit veel samenwerkte. Die dus weet van mijn vele ideeën en kwaliteiten maar ook van mijn deadline- en andere afrondstress. En die een andere vriendin blijkt te hebben die wegens ADD al jaren in het medische circuit rondloopt en daarmee maar niet verder komt. Ze was blij te horen over de Wat-werkt-wel-voor-mij-aanpak van het ADHD-centrum en enthousiast over mijn enthousiasme. ‘Ik wil je wel wat voorschieten’, zei ze. Ik verwonderde me. Maar zag ook een eerste zuchtje lucht in de kring der Maar-ja-en en Ja-maren. Een verslag van dit gesprek aan mijn moeder zorgde voor nog meer lucht. Een telefoontje aan het ADHD-centrum met de vraag of zij openstaan voor betalingsregelingen, bezorgde me het eerste blauw tussen de wolken. Genoeg om twee dagen later voor het eerst een hele postwijk fluitend te lopen. En om tweeënhalve week later met mijn billen bloot te gaan voor mijn netwerkclub…. en de stok-achter-de-deur-groep op te richten.

Nu dan eindelijk echt die nadere verklaring.

Toen duidelijk werd dat ik de opleiding Effectief met ADHD kon gaan doen, besloot ik om, parallel daaraan, te gaan bloggen over de ontwikkelingen die ik dankzij die opleiding zou maken. In ieder geval voor de mensen die mijn geld geleend of gegeven hebben, maar, en passant, ook voor ieder ander die het weten wil. Ik wist dat ik het ging doen. Maar ik weet wel vaker dat ik iets ga doen. Vreesde dus dat het bij een plan zou blijven. Om dat te voorkomen, besloot ik om zoveel mogelijk mensen bij mijn plan te betrekken. En vroeg aan de eersten aan wie ik dat plan officieel presenteerde, leden van mijn netwerkgroep bij Impact Hub Rotterdam, om mijn stok achter de deur te zijn. Ik stelde een lijst op met data waarop ik een blog wilde publiceren, vroeg hen om hun naam achter één van die data te zetten en vijf euro aan mij over te maken. De deal: publiceer ik een blog op de datum waar iemands naam achter staat, dan gaat zijn of haar vijf euro naar de aflossing van mijn lening. Komt de blog er op de afgesproken datum niet, dan krijgt de gulle gever zijn of haar geld terug.

Vijftien keer werkte het tot nu toe, één slaperige keer ging het mis. Ik schaamde me minder dan normaal als ik een afspraak niet nakom. Ik kon mijn stok achter de deur van die dag haar geld teruggeven.

Heel groot is mijn netwerkgroep niet. Minder groot dan het aantal vijfjes dat ik nodig heb om de opleiding (af-)te betalen. Ik bereid de stok-achter-de-deur-groep dus graag uit. Al vind ik het vreselijk moeilijk om hulp te vragen. Stom. Onhandig. Gênant. Zou Niet Nodig Moeten Zijn. Als Ik Nu Eerst Eens Achter Meer Opdrachten Aan Ging. Vriendin Heeft Geen Haast, De Aflossing Mag Even Duren. Kan Ik Mijn Tijd En Energie Niet Beter Aan Andere Dingen Besteden?

Wie niet vraagt, die niet wint. Bang voor straf, een absurde gedachte. Ik wil patronen doorbreken. Ook het ‘Ja-maar-het-zit-er-niet-in-patroon.’ En het: ‘Ik-vind-dat-ik-het-zelf-moet-kunnen-patroon.’ Zo nodig met vreemde stappen.

Stok achter de deur van vandaag:  Janna Kool. Dank je Janna!

De zegen van pech

Elf jaar geleden lag ik in het ziekenhuis. Koud twee maanden terug uit hectisch Buenos Aires, werd ik op het ozo rustige Noordereiland in Rotterdam op mijn fiets geschept door een auto. Resultaat: een hersenschudding, meervoudig gebroken kaak, gebroken pink, gescheurde vingerpezen en een paar flinke glassnedes in mijn gezicht en nek. Ik herinner me vaag hoe ik bijkwam, minuten na de klap, allemaal mensen om me heen gebogen zag staan, hen aanstellers vond, op wilde staan, merkte dat ik dat niet kon en dacht – van nu af aan is mijn leven heel anders. Nooit meer fietsen, misschien zelfs nooit meer lopen, en al zeker geen reisjes meer naar Argentinië. Toen enkele uren later een doktershoofd boven mij zei dat mijn letsel er ernstiger uitzag dan ze was, dat ik geen blijvend hersenletsel opgelopen had in ieder geval, was ik opgelucht. En dat bleef ik toen de eerste bezoekers zich aan mijn ziekenhuisbed aandienden en zich wezenloos schrokken van mijn onherkenbaar verminkte gezicht.

´Ben je niet verschrikkelijk boos´, vroeg een van hen. Ik wist nauwelijks waar hij het over had. Tuurlijk, ik was nog wat wazig, dat zal meegespeeld hebben. Maar ik herinner me heel helder dat ik het heerlijk vond om dagenlang helemaal niets te hoeven, zelfs niet te hoeven nadenken. Niet over wat ik zou eten en hoe ik dat zou maken, niet over wat ik aan moest,  niet over wat ik zou gaan doen. Ik werd gewassen, kreeg op gezette tijden een tot pap gepureerde maaltijd en tussen het vele slapen door was er vaak bezoek. De dagen ervoor had ik mijn tanden stukgebeten op een boekrecensie die niet af kwam. De klapper met gevolgen bevrijdde me van de stress. Ik vermoedde namelijk dat de opdrachtgever dit ´excuus´ om mijn deadline niet te halen wel zou accepteren.

Het klinkt absurd, realiseer ik me nu, maar voelde behoorlijk reëel: hoe zeer ik ook in de kreukels lag; ergens was ik bang dat mijn opdrachtgever me toch zou straffen voor de gemiste deadline.

Mijn voornaamste les van vorige week maakt dat een stuk begrijpelijker: als je ervan overtuigt bent dat alles wat je doet tegen je gebruikt kan worden en straf dus altijd op de loer ligt, kan bewijs ´dat het niet mijn schuld is´ je niet hard genoeg zijn.

De afgelopen week zag ik hoe dat mechanisme in meer alledaagse situaties werkt. De oplader van mijn laptop is kwijt. Nog steeds. Nu heb ik altijd altijd al moeite om min of meer op tijd op mijn mail te reageren, maar deze week was daar een Duidelijke Reden: ik kon niet bij mijn mail. Naja, alleen als Erwins laptop vrij was. Of als ik in de bibliotheek zat. Veel minder dus dan normaal. Want nee, ik heb geen smartphone, geen tablet en ook geen beveiligde pc meer. ´Kan ik niet betalen´, ´teveel gedoe om uit te zoeken wat ik dan moet nemen/doen´ en ´wil niet nòg meer afleiding´ zijn in de loop der jaren de voornaamste argumenten daarvoor geweest.

Ik ben stiekem vaak blij met ´pech´: een opdrachtgever die lang doet over het aanleveren van informatie, een vertraagde trein, een slechte nacht, een postwijk die meer tijd kost, ja zelfs een zieke dierbare ´waar ik nu eenmaal tijd en aandacht moet besteden,´ voelen allemaal als prachtige redenen om de schuld voor gemiste deadlines, onvoltooide plannen, altijd maar weer uitgestelde voornemens buiten mezelf te leggen.

´Wat als mijn overtuiging, dat alles wat ik doe tegen me gebruikt kan worden, een absurde gedachte is´, vraag ik mezelf opeens vaak af. Dan had ik natuurlijk best al een nieuwe oplader kunnen kopen, vroeger naar bed kunnen gaan, handiger kunnen plannen, die opdrachtgever achter de broek kunnen zitten. Vandaag had ik een perfect excuus om niets te doen wat ik van plan was: nee, ik sliep niet meer, na mijn slaperige blog van gisteravond. De hele dag ging in slow motion, veel klussen gingen op de lange baan. Maar twee lang uitgestelde andere klussen heb ik nu maar eens geklaard. Ik heb een grote groep mensen om mij heen om steun gevraagd. En ik heb een smartphone besteld, met een abonnement waarmee ik nog belkosten bespaar ook. Voelt onwennig, onzeker, ´stom.´ Maar beter dan alle ´smoezen´ bij elkaar.

Voorbij de siësta

Ik ben hem de hele week blijven voelen, die vermomde onwennigheid. Ben ik bezig, dan bonkt, trilt en duwt mijn lichaam ergens op de achtergrond. Zit ik stil, dan doet het dat allemaal prominent. Soms zijn tranen dichtbij, soms juist blijdschap, verwondering en ongekende kracht. En gisteren overviel mij, uit het bijna niets, een enorme vermoeidheid.

Aanvankelijk leek het vermoeidheid ‘as usual.’ Ik had de post bezorgd. De eerste twee maanden dat ik als postbode werkte, probeerde ik na mijn postronde de dagen voort te zetten alsof ik op pad was geweest voor een interview – even een kop koffie, wat mails, een telefoontje en hup aan het schrijven. Tegen de zomer gaf ik dat op. Post-postmiddagen werden siësta-middagen, waarop ik, soms na wat leeswerk, vaak ook niet, een dutje deed. Het waren de enige drie middagen in een week dat ik fysiek moe genoeg was om me aan gebruikelijke vermoeidheid door slaapgebrek over te kunnen geven. Meestal. Dacht ik na het post bezorgen nog even een boodschapje te kunnen doen of een telefoongesprek te kunnen voeren, dan eindigde ik de middag onuitstaanbaar.

Ik wist dus dat ik gisteren siësta-behoefte zou hebben. Toen mijn postronde – voor het eerst in mijn eentje in een voor mij nieuwe wijk – één, anderhalf, twee uur langer dreigde te gaan duren dan normaal, wist ik dat die behoefte extra large zou zijn. Desondanks fietste ik, op weg naar huis, nog even langs de buurtsuper, voor benodigdheden voor een taart die ik, in het kader van ‘hulpbronnen’ en ‘wat-werkt-wel-voor-mij’, dit weekend zou bakken. Eindelijk thuis, tegen half zes, plofte ik op het logeerbed in de huiskamer, en verbeet mijn neiging om Erwin kwalijk te nemen dat ik niet alleen ongelooflijk moe was maar ook duizelig omdat ik ’s middags te weinig had gegeten.

Na het eten, anderhalf uur later, zou ik de blog schrijven die mijn stok-achter-de-deurteam die dag van me verwachtte. Maar de siësta had niet lang genoeg geduurd. Ik zette de wekker op kwart over acht. Daarna zou ik schrijven en daarna zouden we uitgaan. Dansen, de onwennigheid vieren. Om half negen strompelde ik naar de huiskamer, leende Erwins laptop (de mijne is wegens vermiste oplader nog altijd buiten werking), kroop daarmee terug in bed, draaide me om, zette de wekker op elf uur – zodat ik, zo nodig, het laatste uur voor de deadline kon benutten – en viel in slaap. De wekker van elf uur herinner ik me vaag. Om half zeven ’s vanochtend werd ik enigszins wakker, stond op, pakte een boek, verhuisde naar het logeerbed en viel opnieuw in slaap. Voor het eerst sinds de oprichting van het stok-achter-de-deur-team (verklaring volgt nog steeds…) zes weken geleden, miste ik mijn blogdeadline.

Na een laat ontbijt, kwam ik vanochtend tot de ontdekking dat ik een deel van de taartboodschappen was vergeten en begon ik alvast aan deze blog. Begin van de middag, de blog nog niet af, gingen we de deur uit, op kraamvisite. We bereikten baby, ouders en broertjes wegens treinpech twee uur later dan afgesproken aan,  met de ontbrekende boodschappen, dat wel. Tegen half tien waren we thuis en zette ik het schrijven voort. Het bakplan schoof ik op de lange baan.

De aanval van vermoeidheid bracht herinneringen boven aan mijn burn-out van veertien jaar geleden, en aan coach Anja’s uitleg van het autonoom zenuwstelsel. Normaal zorgt dat stelsel ervoor dat wij, mensen, een gezond evenwicht bewaren tussen inspanning en ontspanning. Mensen met AD(H)D kost dat vaak veel moeite. ‘Wij’ hebben namelijk enerzijds relatief veel prikkels nodig om in actie te komen en zoeken daarom grenzen op, met alle risico’s van dien. Anderzijds zijn ‘wij’ juist extra gevoelig voor prikkels van buitenaf en hebben ‘we’ meer behoefte aan time-outs tussen activiteiten, alleen-zijn, stilte. Een vermoeiende combinatie, die voor burn-outs en allerlei andere fysieke en geestelijke klachten kan zorgen en, begrijpelijkerwijs, voor onbegrip zorgt.

Ben er nog niet uit hoe, maar er zal een relatie zijn tussen die burn-out en mijn vermoeidheid nu. Toen stond ik mezelf voor het eerst toe om mijn werk niet voor alles te laten gaan. Nu laat ik een overtuiging varen die me misschien wel levenslang op scherp hield. Ben benieuwd hoe ik dadelijk, ver voorbij mijn nieuwste vermoeidheid, slapen zal.