Tag archieven: waar blijft de tijd?

Herinneringen

Voor het eerst sinds de revival van deze blog, weet ik ruim van tevoren waarover ik ga schrijven. Desondanks, of misschien daarom, begin ik wel vier keer opnieuw, zie ik mezelf tussendoor met een zak chips in mijn handen zonder dat ik daar trek in heb en weet ik het niet. Wijd ik uit en uit en uit, raak ik de draad kwijt. Vandaag zou de vijftigste trouwdag van mijn ouders geweest zijn. Mijn vader overleed in het voorjaar van 2016, mijn moeder begin vorig jaar.

Voor ik schrijf, zoek ik ze op. Niet in de duinen waar hun as verstrooid ligt, zoals op eerdere “hoogtijdagen” sinds hun sterven, maar daar waar zij verreweg het langst samen hebben gewoond, in Rotterdam Ommoord. Vooraf stel ik me voor dat  ik, voor of na een kijkje bij het huis, naar het buurtwinkelcentrumpje ga, me aldaar installeer in een van de schaarse horecagelegenheden, mijn pen en schrift pak en ga zitten schrijven, zoals ik jaren en jaren en jaren deed, op talloze plekken. Dat ik herinneringen ophaal, onderzoek wat ik daarbij voel. Of doelbewust een mooi melancholie opzoek en me daar lekker in rondwentel.

Maar nee. Eenmaal uit de metro op “hun” station Hesseplaats, wil ik niets van winkels en horeca weten. Ik wil lopen, naar hun huis. Ik betrap me op hoop om hun gordijnen te zien, en dat die opzij schuiven en dan mijn vader en moeder verschijnen komen, kijkend of ik er al aan kom. Er hangen lamellen en van wat daarachter is zie ik weinig. Ja, dat de bank aan de verkeerde kant staat. Gelukkig staan er bekende planten in de voortuin. De rozenstruik die mijn moeder ooit van mijn tante cadeau kreeg, is gegroeid. De deur, hetzelfde groen als altijd, lonkt, en ik denk de ja-nee-sticker te zien die mijn vader op de brievenbus geplakt heeft. Zal ik aanbellen, met als smoes de vraag of er nog post is?

Nee. Ik begin aan hun vaste wandelingetje, het wijkje uit, de metrobaan over, richting rand van de stad en de Rotte. Het is dan al donker. Ik vraag  me af wat ik er te zoeken heb.  Ik zie herinneringen, aan twee mensen die samen een wandelingetje maken, hopen dat de kinderen meelopen maar meestal met zijn tweeën zijn.  Fijne rondwentelmelancholie blijft uit. Ik had deze dag geloof ik liever een feestje gevierd.

Terug

Goedemorgen.

Hier ben ik weer.

Ruim vijf jaar nadat ik deze blog begon, een kleine drie jaar na mijn laatste post en op de kop af tien jaar nadat Erwin en ik elkaar voor het eerst ontmoetten, dansend in een – voor mij – oververmoeide – en – voor ons allebei – verwachtingsvolle nacht.

Het is ook zo’n drie jaar dat ik niet of nauwelijks meer over mezelf dacht en vertelde in de context van ADD. Ongeveer even lang als ik meditatieles geef, bij Zen.nl Dordrecht, mijn eigen meditatiecentrum. Ik leer mensen daar, onder wie mijzelf, om vastomlijnde ideeën en gedachten los te laten. Vooral  ideeën over hoe zij “nu eenmaal zijn”,  over “hoe ik nu eenmaal ben.”  Tja, dat lijkt lastig te combineren met bloggen over mijzelf in de context van een diagnose, “stempeltje” of verzameling duidelijk te onderscheiden eigenschappen.

Toch begin ik daar weer mee. Het antwoord op de vraag “Waartoe?” is nog vaag. Ik twijfelde tot het moment dat ik ervoor ging zitten. Wilde me opeens omkleden, moest nodig eerst mijn mail checken, een opzetje maken van deze eerste post, een lijstje ideeën maken voor nieuwe posts, mijn to-do-lijst voor vandaag aanvullen.  Appen, niet te vergeten. Terwijl ik binnen drie kwartier, nee, veertig minuten, nee een half uur, oeps, inmiddels over zes minuten, de deur uit moest. Genoeg reden om niet langer te wachten.

Tot morgen.

 

Overstag?

20151222_112143Dubbele espresso is lekkerder. En mijn eigen cafetiere-koffie al helemaal. Of die minder effectief is dan een pilletje, dat weet ik nog niet.

Ik loop wat achter met mijn blog. Wie weet lukt het me vanaf vandaag om hem helemaal, zo real live mogelijk, up to date te houden. Gisteren aan het begin van de avond nam namelijk ik mijn eerste pilletje; vanochtend mijn tweede. Een kwartier voordat ik dat tweede nam, vond ik nog dat ik dat maar beter niet kon doen. Pilletje één, 2,5 milligram methylfenidaat, een kwart van de gangbare dosering per pil, heeft me namelijk mijn nacht gekost. Precies waar ik voor vreesde, precies datgene waar ik het allerliefst van alles dat Add me gebracht heeft vanaf wil: ik wist dat ik moe was, maar kon niet slapen. Dag nachtrust, dag productieve pre-deadlinedag – maalde ik de hele nacht.

Onrustig was ik niet, dat was dan wel weer bijzonder. Was ik alweer dagen achtereen wel geweest, niet vreselijk, wel vretend, alsof ik door de tijd, en alles wat ik daarin wilde doen, op de hiel gezeten werd en wist dat ik het bij mijn eerste de beste kleine misstap – sleutels vergeten dus bus gemist dus ….. enzovoorts – tegen hem zou afleggen. Zaterdag gewerkt, zondagochtend opgestaan vol plannen voor een vrije dag maar zondagavond chagrijnig naar bed gegaan omdat ik alleen de plannen van het type corvee had uitgevoerd en niet de Wat-werkt-Wel-Voor-Mij-types. Gisterochtend vol goede moed en plannen op, maar chagrijnig, want te laat voor mijn Hub-netwerkbijeenkomst en zonder mijn laatste pre-pillenblog af te kunnen ronden de deur uit. En dan had ik ook nog eens nauwelijks ontbeten terwijl Erwin dat ondertussen op zijn gemakkie wel gedaan had.

Eenmaal bezig ging het wel weer. Totdat het einde van de middag gekomen was, ik thuis, Erwin thuis, beide nog wat onafgestreepte to-do-lijstitems in gedachte, ik vol verwachting voor een rustige, gezellige, ja misschien wel intiem-romantische avond. Ruzie. En zou ik nu maar gelijk beginnen met die pillen waarvoor ik eerder op de middag naar Pereira (recept) en apotheek gefietst was, of was dit niet het  goede moment?

Ik besloot dat geen moment het perfecte zou zijn dus elk moment goed.

Maar waarom moest ik nu opeens toch aan die pillen?

Tja, daar had ik gisterochtend dus een blog over willen plaatsen. Het waarom van mijn welgemeend maar spontane positieve antwoord op de vraag of ik wat meer zou willen, wat mijn functioneren betreft. Dat ik me over het algemeen gelukkig voel, enthousiast de dag begin, blij ben met de dingen die ik doe en met de mensen om mij heen, maar dat grrrrrrrrr ik ervan baal, baal, baal, soms tot frustratie, woede, tranen, ruzie, vertwijfeling of welke andere weinig constructieve emotie dan ook aan toe. Dat ik van mijn helemaal niet zo dramatische functioneren namelijk nogal afhankelijk ben van ‘vooral niet te veel ‘drukte’ (kan de radio, internet, muziek bij de buren zijn, maar ook een vriendelijk aangeboden kopje thee) om me heen. Dat mijn meestal prima ontvangen werkprestaties me dan niet meer zo vaak als ooit gebruikelijk meer mijn nachtrust, maar nog wel vaak mijn vrije tijd en sociale leven kosten en ik tegelijkertijd nauwelijks kan rondkomen van de opbrengsten ervan. En dat ik me daarvoor, en voor nog zo het een en ander, schaam. Wat heeeeel veel energie kost, me afremt en erg vervelend is.

Maakte ik vrijdag ofzo een afspraak om een recept te gaan halen, hoor ik zondag dat ik een beurs krijg voor een zenretraite in januari.  Laat  ik nu al twee jaar hopen op de mogelijkheid tot zo’n retraite – een week lang dag in dag uit, van ’s ochtends vroeg tot een na tienen ’s avonds, mediteren – omdat ik, op basis van drie pre-diagnose zenretraite-ervaringen, verwacht dat ik daarna weer makkelijk een half jaar met veel meer focus, vertrouwen en plezier in het leven sta en dus voorlopig echt geen pillen nodig heb.

De nieuwsgierigheid had al gewonnen. Want ook dat is een reden om het maar eens te proberen. Al is het maar bij wijze van experiment, zodat ik weet waar het over gaat en ik er met meer recht van spreken over mee kan praten.  Mijn eerste ervaringen: gemengd. Was inderdaad binnen no-time opmerkelijk wakker en, prettiger nog, minder bezorgd over de vraag of alles wat ik vandaag wil, wel gaat lukken. Maar ik lag wakker, voelde een rare druk op mijn buik en kwam niet meer los van het chagrijn dat ontstond toen aan het begin van gisteravond duidelijk werd dat het niet de avond werd waarop ik hoopte.

Nu, tegen elf uur ’s ochtends, na ontbijt, hardlooprond en ge-blog, begint de ultieme test: ga ik mijn deadline halen?

Nieuwe website moest er maar eens van komen

20150828_022637Morgen en overmorgen geef ik de tweede en derde editie van Schrijven met Aandacht (voorheen de Knipperende Kursor). Spannend, hier hangt voor mijn gevoel veel vanaf. Ben dus al weken bezig met voorbereidingen. Locatie zoeken. Deelnemers werven. Maar ongebruikelijk ruim voor de deadline was dat organisatorische deel goeddeels gepiept. Deze week restte het leukste deel van de voorbereidingen: voorgesprekjes met de deelnemers,  lezen  van hun eerdere schrijfsels en een finishing touch geven aan het programma. Ongebruikelijk rustig nadert de deadline.

En opeens, twee dagen voor de dag, is daar …… een nieuwe website. De nieuwe website van mijn bedrijf Anke Welten Journalistieke Producties.

Nou ja, opeens.

Het idee ‘ik moet mijn website vervangen’ rijpte in 2012. Misschien eerder al. De oude site dateerde van het begin van deze eeuw, het laatste ontwerp uit 2006 verwees naar mijn Argentijnse tijd, die toen alweer drie jaar over haar hoogtepunt heen was. In 2012 benaderde ik een ontwerpster. Brainstormden we over de inhoud. In 2013 liet ik foto’s maken. Kwam er alvast een bijpassende nieuwe visitekaart. Moest als huiswerk alleen nog wat links verzamelen van websites die als voorbeeld konden dienen. Dat kwam er maar niet van.

In 2014 ging ik bloggen, op die site uit het jaar nul.  Ik schaamde me, want ik hield hem al jaren nauwelijks meer bij. Bloggend trok ik bezoekers die me erop attent maakten dat het onderliggende programma hoognodig geüpdatet moest worden. Zou me alleen wel eens de gehele inhoud kunnen kosten. Tijd voor de back-up die ik altijd nog een keer had willen maken. Ging niet meer automatisch. Moest handmatig alle driehonderdzeventigplus artikelen kopiëren om ze veilig te stellen. Dat kwam er maar niet van.

Toen vermande Erwin zich.

In januari had hij alles gekopieerd en op drie locaties opgeslagen. Ik moest het alleen nog even nalopen. Dat kwam er maar niet van.

In maart begon ik deze site, speciaal voor Add&Anke.

Eind juli gingen Erwin en ik er samen voor zitten om die kopieën na  te lopen. Paar uurtjes werk. En klaar was ik, voor een nieuwe start. Alleen nog even de domeinnaam verhuizen.

Deze week kwam het ervan.

Een formulier, drie mails, een code,  binnen anderhalf uur was daar een nieuwe website. Nou ja, website. Een pagina, met daarop de naam van mijn bedrijf en gratis meegeleverd tekstje ‘Hello world! You can start blogging.’ Geld voor een echt ontwerp heb ik even niet.

Volgende week heb ik eerste nazomerse journalistieke deadline van enige omvang. Ook die treed ik graag ontspannen tegemoet.

Maar zo’n lege pagina kan natuurlijk niet. Ik vulde hem de afgelopen dagen tot een beginnende website. Moest er toch maar eens van komen.

Maak het je gemakkelijk

Wie chaotisch is, moet het zich zo gemakkelijk mogelijk maken. Ik geloof dat dat de eerste les was in het eerste boek dat ik ooit las over ADD en ADHD, Aandacht een kopzorg ‘van Kathleen Nadeau. Ik had het te leen gekregen van een psychologe die me bijstond in de nasleep van mijn eerste officiële burn-out, nu vijftien jaar geleden.  Het was een van de eerste boeken over AD(H)D bij volwassenen, een fenomeen dat toen pas net min of meer erkend begon te worden.

Makkelijk gezegd’, dacht ik over die en alle andere tips, variërend van ‘gebruik je agenda’, ‘maak aan het eind van de dag alvast een to-do-lijstje voor de volgende’, ‘plan ook je vrije tijd, inclusief quality time met je partner’ en, de tip waar ik het meest van verwachtte, ‘zoek een goede coach.’ Toch spelde ik het boek meerdere malen, en onderstreepte vrijwel alles.

Van het eerstvolgende consult na het lezen, herinner ik me vooral dat ik slaperig en zenuwachtig was. Toen de psychologe me vroeg of er iets in het boek stond waar ik verder mee wilde, kon ik geen woord uitbrengen. Een maand later vertrok ik, geheel volgens plan, voor onbepaalde tijd naar Argentinië. Blij met het feest der herkenning en erkenning dat ik in het boekje vond. Maar mijn kopzorg werkelijk aan te gaan, was duidelijk nog een stap te ver.  Bovendien klonken de tips mij nogal onrealistisch in de oren.

Inmiddels gaat het me beter af. Ik was gisteren van plan een blog te schrijven over hoe het werkt om te schrijven als je ADD hebt.  Of in ieder geval, hoe dat bij mij werkt. Ter toelichting op en reclame voor, mijn workshops Schrijven met Aandacht. Ter voorbereiding loop ik loop al mijn blogs met de tag ‘schrijven’ door en her-ontdek de blog Hoe schrijf  ik? Hmmm, als ik die nou gewoon redigeer, inkort, een paar linkjes en een andere kop toevoeg en nog eens publiceer? Ik schrok van de gedachte. Kan ik me er echt zo makkelijk vanaf maken?

Ik deed het. Op LinkedIn. Was voor mijn gevoel al anderhalve week fulltime bezig met het organisatorische deel daarvan en toch vind ik het maar niet opschieten. Zodra ik kan wil ik een assistent die het me klussen als deze ontneemt. Als je chaotisch bent, moet je het jezelf zo gemakkelijk maken.

anke-site_23-klein-300x200Hier het resultaat van gisteren. En wat je nu leest, is hoe ik het vandaag toch nog ‘goed maakte.’ Een korte intro en vervolgens een geredigeerde blog in herhaling, dat kàn niet goed genoeg zijn.

Het geploeter voorbij

Soms komt het niet goed. Wordt een investering van weken, beginnend met uitgebreide interviews, gevolgd door dagen typen en overtypen, steeds krampachtiger typen, minder slaap, minder ademruimte, van puzzelen naar zweten en  van zweten naar ploeteren, niet beloond met complimenten en een mooie publicatie met foto.  Vrijwel altijd wel, is mijn bijna twintigjarige ervaring. Kwam in ieder geval die publicatie met foto er en werd deze betaald. De enige die achteraf nog last had van de moeizame manier waarop het betreffende artikel tot stand gekomen was, was ik zelf. Ik schaamde me daar dusdanig voor, dat ik de opdrachtgever in kwestie nauwelijks meer durfde te benaderen. In het geval van de afgelopen dagen, was de vorige en eerste opdracht bijna anderhalf jaar geleden moeizaam tot stand gekomen. Op opdracht twee lag dus enige druk, in ieder geval voor mij.

Woensdag aan het eind van de middag was ik klaar met wat maandag  klaar zou zijn. Op wat losse eindjes na, die gisteren mochten volgen. De datum van publicatie werd voor de tweede keer verschoven. De redacteur die me maandag nog mailde dat ‘wat vertraging’ ‘geen probleem’ was, dinsdag zei dat iedereen die schrijft wel eens vastloopt in een artikel en dat dat een rotgevoel is, er nu wel een mouw aan te passen valt maar dat het belangrijk is dat ik bij een eventuele volgende keer eerder aan de bel trek, gaf nu met andere woorden te kennen dat zijn geduld bijna op was.

Gisterochtend begon ik goed geluimd met vastknopen van die losse eindjes. Een slepend telefoontje van een meelezer met enkele correcties, zette mijn geduld op het spel. Ik had om kwart voor tien de bus willen pakken richting Utrecht Centraal Station en zag tijdens dat telefoontje voor me hoe die trein zonder mij wegreed. Laat ik dan alle losse eindjes die klaar waren om vastgeknoopt te worden nu gelijk maar vast te knopen en maar te zien met welke trein ik vertrekken zou. Was ik er maar vanaf.

Toen ging de telefoon. Opdrachtgever.

Het was niet goed, mijn artikel. Vond de redacteur. Te weinig nieuwswaardig, te zeer ingezoomd op een te kleine groep. En niet het verhaal dat volgens hem afgesproken was.

Weet niet of ik een ‘ja maar’ uitsprak. Wel dat de consequenties niet meteen tot me doordrongen. Ik stond op, liep met telefoon in de hand de tuin in, ging er even goed voor zitten. Dit kan niet. Kan ik niet maken naar al die mensen die ik geïnterviewd heb. Gebeurt me nóóit. Nou ja, bijna nooit. Is in al die jaren misschien drie of vier keer gebeurd. Wil ik niet. Niet nu. Dus zette de redacteur zijn woorden kracht bij. Hij is teleurgesteld en gezien de moeizame samenwerking van de afgelopen week heeft hij er geen vertrouwen in dat het, als ik nu eens een andere draai aan het verhaal gaf, toch nog goed komt. Doeg. Fijne dag nog. Weet niet meer precies hoe het gesprek eindigde, anders dan in ongemak.

stil was ik

en liep terug naar mijn computer. Dat was dat. Ik stuurde een mail de hele groep mensen die ik geïnterviewd had, met het nieuws dat hun verhaal niet in de krant komt, en verontschuldigingen. Belde de docent van mijn mindfulnessopleiding, waar ik aan het eind van de ochtend werd verwacht. Zit tegen, kom later. Nam de boterham die ik uitgesteld had tot ik klaar was, hees mijn rugzak op mijn rug en vertrok. Naar Rotterdam. Naar de op een na laatste dag van mijn opleiding tot mindfulnesstrainer.

Wat volgde was een reis Utrecht-Rotterdam die langer duurde dan anders. ‘Zit stil bij wat er gebeurt’, sprak ik mezelf toe, conform mindfulnessregels, zij het strenger. Waar ik verdriet, frustratie, verongelijktheid verwachte, als in ‘Verdomme Ik KAN HET NIET EN ZAL HET NOOIT KUNNEN EN WAAROM GEEF IK DAT NOU NIET EINDELIJK EENS TOE, KAP ER TOCH MEE, DAT GEPLOETER, voelde ik rust en kracht. Het geploeter zit erop. En, hoe je het ook wendt of keert, ik ben er even tussenuit geweest. Was fijn. En ik heb veel geleerd. Waaronder, dat ik het niet meer ga doen, me zo vastbijten in een artikel dat ik heeeeel graag wil schrijven en dat Echt Niet mag Mislukken, dat ik al voordat ik begin zenuwachtig ben en het dus heeeeeeel goed wil doen, dus heeeeeeeeeeeel veel mensen heeeeeeeeeel lang ga interviewen en tijdens het schrijven vooral aan het schrappen ben. Zoals ik het vaak gedaan heb, zeker als ik me ervoor speciaal op een mooie plek terugtrok.

Terwijl Rotterdam nadert, spreekt een stem van binnen moederlijk toe: ‘Meisje, hou op met dat geploeter, stop je onzekerheid. Daar ben je nu echt te groot voor.’

En zo is het maar net.

Mee bezig

Nu is het niet leuk meer.  Had erop gerekend dat ik hier – oppashuis aan groene rand van Utrecht – gisteren zou werken. Keek daar zelfs naar uit, lekker sleutelen aan een mooi verhaal in een fijne andere omgeving. En vanochtend misschien ook nog een beetje. Puntjes op de i, losse regeldingtjes. Toen ik zaterdag ziek was, wist ik dat ik de zondag nodig zou hebben, om de zaterdag in te halen. Maar vandaag,  uiterlijk vanaf zo’n beetje deze tijd, tegen een uur ’s middags, zou ik vrij zijn. Ook daar keek ik naar uit. Lekker een beetje vakantie, zo tussendoor. Zijn waar ik ben en zien wat er komt.

Ik ben waar ik gisteren was. En wat er komt, zijn nieuwe, telkens weer nieuwe versie, versies in wording, van hetzelfde verhaal. Achter de werktitel van het document zet ik ‘mee bezig’ en daarna de datum en het versienummer van die dag. Een indrukwekkende lijst, al zeg ik het zelf en al heb ik langere lijsten gemaakt. Ik ga mijn persoonlijk record niet breken vandaag.

Een andere omgeving

20150615_232742Heb vaak aan mijn dankbare vorige blog gedacht, de afgelopen dagen. Met spijt. Geen idee natuurlijk of ik, als ik die nacht niet aan het bloggen geslagen was, uiteindelijk nog wat uurtjes had geslapen. De kans is groot. Had me een dag roezig typen zonder vooruitgang, gevolgd door, na een min of meer normale dag ter onderbreking, een dag zwak, ziek en heeeeeel misselijk, gescheeld. Tuurlijk, lag niet aan die blog alleen. Combi van stress om een deadline voor een artikel waar ik zoooooooooooooooveeel uren aan interviews, lezen, interviews, lezen, mijmeren en toch nog maar een interview in gestopt heb, dat ik door de bomen het bos niet meer zie, die slechte nacht plus nieuwe echtelijke spanning om kwesties in de categorie hoe-houd-je-het-gezellig-met-zijn-tweeën-onder-stress-in-een-daarvoor-net-te-klein-huis.

De misselijkheid heeft een me bijna hele dag tussen bed en toilet doen pendelen. Maar enkele uren na de laatste toiletgang stapte ik, als gepland maar dan wankelend, met rugzak in de trein. Wilde niets missen van de paar dagen eruit waar ik al weken naar uitkeek. Nu pas ik al twee dagen typend, goed-nog-één-interview-dan,  mailend over dat die deadline toch niet helemaal lukken gaat, typend, plantjes water gevend, katten voerend, typend, nog een kopje thee, typend, typend, typend, typend, typend, typend, goed-dan-een-ommetje, verder typend, drollen wegscheppend, weer wat typend, op het huis en de katten van schoonzus en zwager aan de mooie groene rand van Utrecht.

Dat ik vooruit kom maar niet opschiet, ligt niet aan die ene blog in de nacht. Toch zou ik de film graag terugdraaien en die blog dan voor de lol eens niet schrijven. Zou ik dan nu van boek-op-bank of de weelde van het ligbad genieten? En morgen fris, voldaan en vrij de omgeving verkennen?

Al eens verteld, dat mijn weekjes alleen weg, kattenoppas spelend en van een fijn andermans huisje genietend, er wel vaker zo uitzien?

Ik moet nu stoppen, want verder gaan. Helaas is de nacht al begonnen. Maar ik ben bijna klaar, volgens mij.

 

 

Accepteren is een werkwoord

20150522_095535Ik zit weer twee dagen ondergedompeld in mijn opleiding tot mindfulnesstrainer.

Huh? Schreef ik dat niet pas nog?

Dat is een maand geleden.  Ik kan er niet bij. Een  maand? En wat heb ik in die maand dan gedaan, behalve dat artikel te schrijven waar ik zo lang mee bezig was? Ok, nog een paar artikelen. En wat blogs. En volgens mij was het ook na de vorige cursusdagen dat ik de laatste ‘oude’ blogs van mijn algemene website naar deze Add&Anke-website verplaatste – zo hé, dat was me een project. En verder? Een intervisiegroepsessie, waarvan ik hier nog geen verslag heb gedaan. Lezen over mindfulness, in de verplichte literatuur, heb ik ook gedaan. Maar minder dan voorgeschreven. Mijn ouders bezocht, diverse keren.  Zenmeditatie, ook nog. Ja hèhè, dat is niets nieuws. Mindfulnessoefeningen schoten er grotendeels bij in. Al heb ik er ook een begeleid in mijn Hub-club.

Waar bleef de tijd?

Ik realiseer me dat ik, in de tweeënhalve maand dat ik nu met mindfulness bezig ben, daar nog nauwelijks over geblogd heb. Vind het ’te ingewikkeld’, merk ik. Waar zen voor mij haar nut allang onomstotelijk bewezen heeft, ben ik tijdens mindfulnessoefeningen zo vaak zo afgeleid, dat ik me er wel eens van af vraag of het wel iets voor mij is. Mijn hoofd zegt van wel. Mindfulness helpt je om bewust te worden van vaste patronen in je denken en doen, je ‘automatische piloot’, zeg maar. En hoe je, naarmate je je meer van die vaste patronen bewust bent, andere keuzes kunt maken.

Gisteren en vandaag staat de opleiding in het teken van ‘acceptatie’. Je bewust worden van patronen begint bij accepteren wat er is in het hier en nu. Mits je, zo aldus opleider Bert, accepteren opvat als iets actiefs. Het daagt mij dat ik ‘accepteren’ vaak heb beschouwd als ‘me erbij neerleggen’ of, recenter ‘mezelf er niet om veroordelen’. Zoals in: ‘ik accepteer van mezelf dat ik soms moeite heb met deadlines’. En: ‘ik accepteer dat ik sommige plannen en projecten steeds maar voor me uitschuif (en blijf er ondertussen aan werken om er beter in te worden)’. Ik ben minder vaak boos op mezelf en dat is heel fijn.

Actief accepteren gaat verder. Het betekent: zien dat ik treuzel om  bepaalde stappen te zetten, bijvoorbeeld om een mail te beantwoorden waarmee ik de uitvoering van mijn nieuwste project dichterbij breng, en daar dan bewust bij stilstaan. Stilstaan in de zin van nagaan hoe het voelt als ik treuzel. Of hoe het voelt als ik het patroon doorbreek en die mail gewoon schrijf en verstuur. Dan voel ik bijvoorbeeld mijn hart snel kloppen, krijg ik het benauwd. Rotgevoel.

Moet opeens denken aan het thema van een van mijn vorige coachingssessies en van de laatste sessie van mijn intervisiegroep: inkomen. Zou ik meer van willen hebben. Alleen al om praktische redenen. Maar telkens als ik besluit, min of meer besluit, eens te kijken naar wat mij ervan weerhoudt om daar werk van te maken, voel ik, juist ja, mijn hart sneller kloppen en krijg ik het benauwd. Rotgevoel.

Vandaag ga ik dus verder met leren hoe het mij, en mijn toekomstige cursisten, helpt om dat rotgevoel niet weg te wuiven, te negeren of te laten ondersneeuwen door nog maar weer een nieuw project, maar het te accepteren. Brrrrrr, ja zo voelt het dus echt. Brrrrr, patronen doorbreken. Dat wilde ik toch? Ja, juist ja, dat wilde en dat wil ik. Leuk, dat is heeeeel wat anders.