Tag archieven: moet ik toch kunnen?

Mislukt bewijs

Op mijn werk – in andere contexten ook wel “mijn andere werk” of “mijn bijbaan” genoemd;  binnenkort vertel ik er meer over – is het sinds kort gewoonte dat collega’s om beurten iets lekkers meenemen. Soms lijkt dat een bakcompetitie te  worden. De afgelopen twee weken kwamen er makkelijker traktaties op tafel, uit de winkel. Vrijwel elke dag iets. Niet zo gezond, wel gezellig.

Ik heb al eens mijn beurt voorbij laten gaan, maar voor morgen wilde ik mijn steentje bijdragen. En dan gelijk goed, met zelfgebakken gevulde speculaas. Aangezien een van de collega’s uitgesproken “vegan” is en anderen verkondigen dat veganistisch eten nooit lekker kan zijn, zoek ik een recept voor vegan gevulde speculaas. Niet omdat ik vies ben van boter en melk, maar omdat ik het een goed idee vind om daar wat zuiniger mee te zijn dan ik gewend ben, wil dat iedereen kan meegenieten èn wil bewijzen dat vegan speculaas minstens even lekker kan zijn als gewone speculaas. Ook al heb ik naar mijn weten nooit vegan speculaas gegeten.

Ik bak maar een paar keer per jaar. Vrijwel altijd probeer ik een nieuw recept. Net als nu dus. Meestal pakt dat best aardig uit, tot heel lekker zelfs.  Ik begon dus enthousiast. Eerst de spijs. Een mix van amandelmeel, dadels en citroenschil. De keukenmachine is stuk, maar ook de staafmixer voldoet. Met moeite en een paar keer opnieuw beginnen. Het resultaat is veelbelovend. Deze nepspijs is lekkerder dan de echte. Trots laat ik Erwin mijn vingers aflikken. Hij is het met me eens.

Maar dan de koek. Speltmeel, speculaaskruiden, kokosolie, bakpoeder, stevia in plaats van suiker. Het wil niet. De olie is nog te hard, het deeg is eerst papperig, daarna te dik. Lekker is het ook al niet. Het had nog de oven in gemoeten, natuurlijk. Ik vertrouw er niet op dat dat het daarmee goed komt. Tegen mijn gewoonte in, juist als ik, zoals nu, vooral iets bewijzen wil, geef ik het op. De kleverige massa laat zich pas met flink duwen met een lepel in de vuilnisbak vallen. Ik weet nog niet of ik morgenochtend dan maar via de bakker naar mijn werk fiets.

Post-deadlinestressdieptepunt-en-Sint-overwegingen in noodgedwongen pauze – deel 2

fotoGa ik inderdaad naar buiten, stap ik, na een overweging of vijftien, in de bus richting metro richting mijn moeder die ik een zieken- en post-Sinterklaasbezoekje had beloofd, bel ik haar op, zegt zij: ‘Dit klinkt als gekkenwerk, we zien elkaar van de week wel’, stap ik uit, waai ik langs de kade terug naar huis, vallen er kwartjes. Enkele kwartjes over de opdrachttekst die op voltooiing wacht, maar vooral kwartjes in antwoord op mijn vraag waarom ik mijn deadline dreig te missen terwijl ik de afgelopen week het ene na het andere Sinterklaasgedicht uit mijn pen kreeg:

– o ja, ik was ziek, deze week. Snotterdesnotter, een bonkend hoofd, slechte nachten en toch ging ik door, tot en met vandaag, zondag na Sinterklaas. En tja, dat een opdracht voor een nieuwe opdrachtgever enige extra spanning oproept, is een mij bekend verschijnsel.

– o ja, mijn ‘dat-moet-ik-toch-kunnen-modus’ is nogal opdringerig en eigenwijs

– ja en nee, is het verschijnsel deadline-voor-nieuwe-opdrachtgever en Sinterklaasgedichten voorrang geven, een gevalletje van ’typisch AD(H)D’:

— Ja, moeite hebben met plannen, prioriteiten stellen en ‘moeten’, zijn bekende AD(H)D-symptomen, kreeg ik de afgelopen week bevestigd tijdens een event van de belangenvereniging, waarbij een ervaringsdeskundige moeder en ADHD-coach  met haar zoon, ook met ADHD, een presentatie hielden over ‘Hoe leer je je eigen gebruiksaanwijzing kennen.’

—- Nee. Bij de Impuls-bijeenkomst ging het over ‘waar-hebben-wij-met-ADHD-of-ADD-het-allemaal-moeilijk-mee-en-welke-trucjes-zijn-er-om-de-schade-te-beperken?’ en eerlijk gezegd heb ik daar moeite mee. Het gaat in tegen wat ik leerde bij het ADHD Centrum, namelijk: ‘Zoek naar: ‘Wat Werkt Wel Voor Mij’. Lijkt hetzelfde maar is heel anders: trucjes zijn algemeen en wat voor mij werkt is individueel. Wat Voor Mij Werkt is: ‘Waaien langs de kade. Dan valt er spanning van me af, kan ik relativeren, word ik blij en krijg ideeën. Hoe harder het waait, hoe beter.’

– Hé, ook Sinterklaasgedichten schrijven is een typische ‘Wat-werkt-wel-voor-mij’: dat kan ik zelfs met een verkouden hoofd, of misschien dan zelfs beter. Ik word er zo blij van, dat ik vergeet dat ik me snotterig voel. Plezierig en lastig tegelijk. Het verklaart in ieder geval waarom ik, de morning after pakjesavond en snotterweek, slaap- en energietekorten nog nauwelijks aangevuld, vol goede moed, zo niet overmoedig, aan het echte werk ga. Wat ik misschien niet had moeten doen. Maar ja.

En nog zo het een en ander aan kwartjes-inzichten. Dat ik het allemaal allang weet, bijvoorbeeld. Maar dat wist ik al.

Ontspanningsstress tegen de deadline

20150506_065543Ik ben er nog. Vraag niet hoe, maar ik ben er nog.
Nou ja, niet overdrijven. Ik heb een poosje niet geblogt, had deadlinestress. Dusdanige deadlinestress dat ik al een week voor het naderen van de betreffende deadline, toen hij nog goed haalbaar was, wist dat ik hem niet halen ging. En me daarover opvrat. En me daardoor met de dag meer van de wereld afsloot. En me dus meer opvrat. En de kans om hem te halen met het uur zag slinken.

Zoals ik er meestal pas na half december achter kom dat het bijna Kerstmis is, komt de meivakantie voor mij, kinder- en collegaloos, elk jaar opnieuw als een complete verrassing. Hadden we niet, in mijn eigen kindertijd. Ik had voor mijn artikel vijf mensen willen interviewen en niemand nam de telefoon op. Toch bleef ik proberen. Vooral op Bevrijdingsdag probeerde ik het erg hard, want dat was de eerste dag dat ik er alle tijd en rust voor had.

Was ik maar gewoon alvast gaan schrijven met het materiaal dat ik al had, dacht ik in de dagen die volgden. Toen stond mijn telefoon juist vrijwel onafgebroken op stil. Nu moest het gebeuren. Bellen kwam later wel. Niemand mocht me storen. De dag dat Erwin thuis was, zat ik in de bieb. Ik heb daar stiltekamers ontdekt die je drie uur achtereen kunt huren. Blijkt het examentijd. In de groepsruimte naast mij zat een groep studenten, met chips, energiedrankjes, boeken en laptops heel hard te studeren. Zo hard dat ik hen, uren nadat ik, mijn hart bonkend in mijn keel, had gevraagd of het wat zachter kon, nog kon horen. Ondertussen knaagde het dat ik dit toch gewoon moet kunnen, met mijn tig jaren ervaring. Of dat ik nu eindelijk eens moet toegeven dat ik juist niet voor schrijven in de wieg gelegd ben. En begon ik voor mijn bloggen te vrezen. Heb geen stok achter de deur meer in de vorm van sponsors, dus, zie je wel, het lukt me niet meer. Jammer, heb ik net deze website opgetuigd en mijn ‘oude’ blogs allemaal hierheen verhuist.

Nu ben ik alweer jaren bezig met zen. En leer ik voor mindfulnesstrainer. Onderwijs ik zelf hoe je je concentratie bevordert door juist niet al te zeer je best te doen. Dat ik niet opschiet, ligt niet aan luidruchtige studenten en zelfs niet aan vakantievierende interviewkandidaten. Ik ben moe, nog altijd, opgestapeld, moe en gespannen. Wil teveel, slaap te weinig, al maanden. En wat ik het hardste wil, is die vermoeidheid doorbreken. En als er iets niet werkt als je vermoeidheid wilt doorbreken, is het hard je best doen.  Accepteer dat wat je niet voelen wil, geef eraan toe, en je zult zien dat het dan, op den duur, minder wordt, leren de meesters. Maar vermoeidheid maakt koppig.

De afgelopen week haalde ik dus alle gewoonten uit de kast die me ooit fitter deden voelen. Drie keer stond ik om kwart voor zes op, twee van die keren deed ik een extra meditatiesessie, de andere keer ging ik hardlopen. De bruggenronde, vijf kilometer via Koninginne- Erasmus en Willemsbrug om ons huis. Het werd een mooie gecomineerde ren-en wandeltocht, onderbroken met een bankje om te genieten van het uitzicht. Dat was nog eens een fijn begin van de dag. Maar misschien had uitslapen mijn artikel meer geholpen.

Nu is het weekend. Ik moet straks verder met dat artikel. Maar omdat het weekend is mag ik ook rustig aan doen. Eigenaardig toch, dat de deadline opeens minder belangrijk is, ook al is hij verder overschreden. Het is weekend. Kan ik ook mijn blog weer eens schrijven. En dadelijk met mijn lief koffiedrinken in de stad. Zul je zien dat dat artikel daarna opeens snel klaar is.

Dus het ligt aan mij

Mijn mede-oud-Effectief-met-AD(H)D-ers vinden ook dat ik het wel heeeeeeeeeel erg druk heb. Vragen zich af waarom ik zoveel doe. En hoe ik het volhoud. Namen me, aan het eind van onze bijeenkomst van gisteravond tegen mezelf in bescherming door me mijn door mezelf opgelegde verantwoordelijkheid voor de organisatie van de volgende bijeenkomst uit handen te nemen. Wat ik nogal betutteld vind. Maar van hen kan ik het hebben.

Het ligt aan Anke, niet alleen aan Add.
Het ligt aan Anke, niet alleen aan Add.

Nou zeg. Mijn drukte ligt dus niet aan Add. Niet alleen althans. Waar mijn groepsgenoten, net als ik last van hebben wat teveel drukte betreft, zit hem meer in ‘willen voldoen aan verwachtingen’. Knap vermoeiend, zeker in combinatie met snel overprikkeld en daarmee toch al moe zijn. Effectief met AD(H)D heeft hen gebracht dat ze dat nu minder bezig zijn met die verwachtingen. Minder boos zijn op zichzelf (en op anderen) als het niet lukt. Dat heb ik ook. Maar ondertussen blijf ik veel willen doen, veel meer liefst dan ik al doe.  Waar  blijven die journalistieke artikelen over AD(H)D toch, bijvoorbeeld? Vind ook dat ik meer zou moeten kunnen. Als ik eindelijk eens van mijn losse eindjes af was.

Aan mij dus om te achterhalen waarom ik dat wil, waarom ik zo vaak over mijn grenzen ga, met alle gevolgen voor nachtrust, gezondheid, humeur, relaties van dien. En waarom er ook altijd zoveel blijft liggen. Ik vertelde over mijn sessies met AD(H)D-coach A, over excuses. En de uitkomst, dat het gegeven dat ik aan veel klussen, sociale contacten en mails, niet toekom, niet veel met ADHD te maken heeft. Dat ik goed ben in excuses.

Au. ‘Voor een deel zit het hem erin dat ik het juist heeeeel goed wil doen’, vertel ik, ook aan twee groepsgenotes wiens persoonlijke mails ook al eens weken in mijn mailbox zijn blijven hangen. ‘Een persoonlijke mail wil ik met al mijn aandacht, rustig, weloverwogen, schrijven. Ik wacht op een rustig moment en dat komt nooit. Dus heb ik mails van meer dan een jaar oud in mijn mailbox. ‘

‘Nou, die zou ik dan maar eens weggooien’, zegt A. ‘Ik kreeg laatst een mailtje van een collega, in antwoord op een mail van een jaar oud. Nou, wat voelde ìk me belangrijk. Mijn collega was blij en trots dat ze eindelijk geantwoord had. Ik was juist boos.’

O, werkt dat zo.

Nog twee inzichten uit de coachingssessie die ik deelde: bij elke klus waar ik mee bezig ben, ben ik me ervan bewust dat ik ondertussen aan talloze andere lopende klussen geen aandacht besteed. Dat werkt nogal verlammend. En wat vriendschappen en andere sociale contacten betreft: als ik aandacht besteed aan vriendin 1, heb ik gevoel dat ik alle andere mensen om mij heen vreselijk tekort doe. Dat wil ik niet, dus laat  ik vriendin 1 ook nog maar even zitten.’

‘Tjonge, dat is lastig.’  Deel 1 – als ik het één doe, voel ik de druk van alle dingen die ook moeten maar ik op dat moment niet doe – dat kennen mijn AD(H)D-genoten ook.  Deel 2 niet. Dat is iets van mij. En, zo bevroed ik, ook van minstens één iemand zeer nabij mij.

In de trein naar huis gooide ik zowaar dertig oude onbeantwoorde mails weg. Vanochtend nog eens vijftien. Lijkt weinig, maar voelt groots. Lucht!

Te goed of Kop in het zand

IMG_3682
Houd ik daarom zo van duinen, zee en strand?

Hij twijfelde even voordat hij het zei, de psycholoog die begin vorig jaar suggereerde dat ik ADD heb. Gaf dat ook toe. Maar hij zei het:  ‘Een minderwaardigheidscomplex gaat vaak gepaard met een meerderwaardigheidscomplex.’ Of woorden van gelijke strekking.  De context: een belangrijke aanleiding voor mij om naar hem toe te stappen, was dat ik er maar niet toe kwam om werk te maken van mijn vele ambitieuze plannen en ideeën, ondertussen nauwelijks inkomsten binnenhaalde maar ook niet achter ander werk aanging. Voor wat ik wil voel ik me te min, voor wat ik moet voel ik me te goed. Zoiets dus, was zijn idee.

Het hakte erin. Ik, die pretendeer mensen die niet of nauwelijks gehoord worden een stem te geven, voel me te goed om mijn handen uit de mouwen te steken? De stelling bleef en blijft me achtervolgen. Het bracht me ertoe om postbezorger worden. Drie dagen van drie uur per week, veel beweging, buitenlucht en nog een basisinkomenpje ook, ideaal toch? Niet dus, en dat wist ik van tevoren: tussen elke activiteit heb ik, typisch AD(H)D, veel tussentijd nodig. Drie keer drie uur kwam daarmee neer op drie werkdagen die ik niet of nauwelijks aan mijn journalistieke werk besteedde. Negen maanden lang kwam ik nauwelijks boven dat basisinkomenpje uit. En maar blijven proberen. Want ik moest het toch kunnen. Ik wilde vooral niet dat Ze zouden denken dat ik me te goed er te goed voor voelde.

Hoe goed ik ook weet hoezeer ik de afgelopen weken in beslag genomen werd door ouderlijke zorgcrisis, ADD-activiteiten, een opleiding en enkele journalistieke klussen en hoezeer ik ook burnout-naderende symptomen herkende, hoor ik het de psycholoog weer zeggen, ‘Een minderwaardigheidscomplex gaat vaak gepaard met een meerderwaardigheidscomplex.’ Nu ik weer min of meer uitgerust ben en de draad voor de zoveelste keer opnieuw oppak, zie ik voor welke klussen ik tijdens de crisis tijd en ruimte heb weten te maken, en voor welke niet. En wanneer ik ‘gewoon’ tegen degenen die op me wachtten toegaf dat het niet lukte  en nieuwe afspraken maakte… en wanneer niet. Tot mijn verbazing – heb ik die lessen nu nòg niet geleerd – heb ik hier en daar mijn kop diep in het zand gestoken. Mails onbeantwoord gelaten, toezeggingen zonder opgaaf van reden niet nagekomen, gedaan alsof mijn neus bloedt.

Er zijn tijden geweest dat dat voor mij min of meer normaal was en voor mezelf wist goed te praten (‘Hoe kunnen Ze in godsnaam verwachten dat ik dat allemaal voor elkaar krijg, ik vertik het om weer nachten door te werken, dat Zij dat zo nodig willen doen moeten Zij Dat Zelf weten, en Zo Belangrijk Is Het Allemaal Toch Ook Weer Niet, waar maken ze zich toch druk om?’) Nu baal ik. Als ik iemand iets te verwijten heb, dan ben ik het toch echt zelf. Dat doe ik, mindfulness-getrouw, op vriendelijke en nieuwsgierige wijze. Waarom hield ik me groot? Waarom zei ik niet eerder dat iets niet ging lukken? Waarom ging ik überhaupt verplichtingen aan die me afhouden van òf in mijn levensonderhoud voorzien òf de dingen die ik echt wil – deze blog, mijn aanverwante ADD-ervaringsdeskundigheidsactiviteiten, bepaalde journalistieke verhalen – terwijl ik weet dat het me zoveel moeite kost om op mijn pad te blijven, overeind te blijven soms zelfs?

Kiezen, dat zal ik nog bewuster moeten doen. En toegeven, allereerst aan mezelf, dat ik niet alles kan. Laat ik dat nu net verschrikkelijk moeilijk vinden. Misschien juist wel omdat ik niet wil dat mensen denken dat ik me ergens te goed voor voel of juist dat ik het nooit zal kunnen. Iets zegt me dat ik desondanks op de goede weg ben.

Kut-add en Met trots presenteer ik

Eigenlijk wil ik nu helemaal niet bloggen. Staat het me tegen zelfs. Kut-blog. Kut-add. Maar ik doe het toch. Omdat hoe ik me nu voel, op dit moment en talloze momenten in de afgelopen twee dagen, nou precies zijn waarom ik bloggend en anderszins probeer grip te krijgen op die kut-add. Of wat het ook is. Op die kut-patronen die me in de weg zitten.

Zoals ik me nu voel, dat is moe. Gespannen. Koppijn. En erger: ‘Zie je wel. Ik kan het niet en ik zal het nooit kunnen.’ De crisis zit inmiddels in mijn lijf. En die crisis, bestaat niet vooral uit gekmakende zorgen om de gezondheid van mijn ouders, al is dat wel een van de triggers. De crisis bestaat uit ergernis. Ergernis over verschillen in inzicht over wat er Nu gebeuren moet, met mijn moeder. Maar méér nog: ergernis over dat ik meer werk heb toegezegd dan ik aankan. In tijden van deze ouderlijke crisis. Maar waarschijnlijk was het ook zonder die ouderlijke crisis teveel geweest. Teveel werk voor te weinig geld, ook dat nog. Werk waarvan ik dacht en zei en uitstraalde en geloofde: ‘Ja, geweldig, leuk, dit wil ik doen en dit ga ik doen.’ Voor de goede zaak. Omdat ik het belangrijk vind. En leuk. En prima kan combineren met mijn ‘eigenlijke werk’ – het journalistieke schrijven, mijn Add-activiteiten en, sinds heel kort, de (voorbereidingen op) mijn opleiding tot Mindfulnesscoach. Ga ik doen, vanaf volgende week, om wat theoretische en praktische basis te geven aan de workshops waarmee ik mijn Add-ervaringsdeskundigheid wil overbrengen.

Klinkt als best veel hè.

Zo voelt het ook. Spanning op de borst, hoofdpijn, opgejaagd. Ik herken de symptomen van de burn-outs die ik gehad heb. Een gevoel van verlamming, omdat ik, bij alles waar ik aan begin, het gevoel heb dat het toch niet gaat lukken. Wat daarmee dus ook de waarheid wordt. En daarmee gepaard gaande: schaamte. Ze zien me aankomen. Ze zullen wel denken: Ze  kan het niet. En dat is tot op zekere hoogte nog terecht ook.

En dit had nog wel een grote dag  moeten worden. Ik reis dadelijk af naar het Congres ADHD Vrouw. Prachtig eerste initiatief van een groep vrouwen met ADHD, waar ik al maanden naar uitkijk. Uit nieuwsgierigheid. Zin in feest der herkenning. Maar ook omdat ik dat congres zag als eerste stappen als Add-ervaringsdeskundige journalist in Het Wereldje. Aanleiding voor mijn eerste grote ADHD-gerelateerde artikel(en) in Gerenommeerde Kranten en Tijdschriften. Misschien zelfs mijn eerste publieke optreden. Met de voordracht van een column, op basis van mijn blogs en de reacties daarop.

Niets van dat alles. Nog niet van gekomen. Site was nog niet klaar. Ik was nog niet klaar. En ook miscommunicatie met de organisatie speelde een rol. Te druk. Met  overleven, zo voelt het.

Toch ga ik. En presenteer ik hier en nu en bij dezen, veel ingetogener dan ooit bedacht, met gemengde gevoelens omdat hij nog lang en lang en lang niet af is, nog niet mooi genoeg enzovoort enzovoort enzovoort….. maar wel klaar voor gebruik met ingang van mijn eerstvolgende blog, mijn nieuwe site, annex nieuwe tak van mijn bedrijf: Add&Anke

Hoe schrijf ik?

anke-site_23-klein-300x200Ik denk dat je er niet doorheen komt’, zei mijn moeder laatst. Ze had het over de AD(H)D-diagnose die, naar verwachting, volgende week (!) volgt op mijn intake-gesprek,  begin november (!), bij PsyQ. Voor mij is de diagnose geen halszaak – ik ben vooral blij dat ik inmiddels goede hulp heb. Verzekering- en belastingtechnisch kan een diagnose handig zijn. Maar gezien het verloop van het intakegesprek hecht ik er inhoudelijk weinig waarde aan.

‘Huh?’ ‘Bij Psy-dinges, waar we dat onderzoek hadden. Ik denk dat ze je afwijzen (!). Je kunt veel te goed verwoorden wat je hebt.’

Dank mama, voor dit kunstig verpakte compliment. Mijn schrijven roept twijfels op over mijn moeilijke verhouding tot prikkels. Mijn moeder is niet de eerste die dat zegt. Dus nog maar eens mijn stokpaard: dat ik beter schrijf dan vertel, is volgens mij niet ondanks maar dankzij mijn (vermoedelijke) ADD. Schrijven geeft me tijd om over mijn woorden na te denken, dwingt me om bewust te kiezen wat ik hoe vertel en doet me  goed. Daarmee is schrijven, in de termen van het ADHD-centrum, voor mij een belangrijke hulpbron geworden. En nu bedacht ik, naar aanleiding van herinneringen aan mijn vader in zijn jongere jaren, dat ik vaker het isolement van mijn werkkamer, nodig om te kunnen schrijven, wil verlaten. Dat ik een socialer werkleven wil. Ik ontdekte ik dit jaar bovendien dat ik er heel blij van word als ik anderen enthousiast weet te maken over wat ik zelf graag doe, zoals schrijven en mediteren. Eén plus één is twee: ik wil de lessen die ik, worstelend met pen en papier, geleerd heb, overdragen aan anderen die vaak moeite hebben om het hoofd erbij te houden.

Mijn eerste stap zette ik een paar maanden geleden. Een tekstschrijfster die ’toevallig’ mijn pad kruiste, Manon Kleijn, vertelde ik over mijn plannen. Zij enthousiast. Manon geeft vaak schrijftrainingen aan mensen die vanwege hun functie geacht worden te kunnen schrijven (beleidsmensen, bijvoorbeeld) maar daar juist moeite mee hebben. Ze merkt dat veel lesmethoden ervan uit gaan dat ieder brein min of meer op dezelfde manier met informatie omgaat. En dat leren schrijven dus een kwestie is van een methode leren en die toepassen. Nou, lang niet altijd dus. Manon wil inzicht krijgen in hoe verschillende breinen verschillend denken en daar in haar lessen op inspelen. Ik wil vooral het plezier overbrengen dat schrijven mij brengt. Ter voorbereiding op workshop die we nu samen ontwikkelen, stelde Manon voor dat ik in kaart breng hoe ik schrijf.

Nou, gewoon, zo.

Dat klinkt simpel. Dat is het en dat is het niet. Bewijst de totstandkoming van deze blog. Soms schud ik hem in no-time uit mijn mouw, vandaag kost het me uren. Dat ligt niet aan het onderwerp. Dat ligt eraan dat ik begon aan het eind van de dag, toen ik bij de Hub was en dacht: ‘Ik wil naar huis. Maar mijn blog moet nog. Laat ik even doorbijten, dan heb ik tenminste nog wat aan mijn avond.’ Terwijl ik nauwelijks wist waarover ik zou schrijven.

Gisteren schreef ik wel ‘vanzelf’. Net toen ik bijna besloten had dat het een onmogelijke vraag was, beschrijven hoe ik schrijf, ging ik zitten en schreef wat er kwam. Zie hier het begin van mijn antwoord: schrijven lukt me het beste als ik ‘vrij schrijf’, oftewel, als ik schrijf zonder mezelf een doel en beperkingen op te leggen. Mijn gedachten volgend, zelfs als die ‘stom’ zijn of over onbenullige of gênante zaken gaan. Dus vooral niet bezig ben met dat het zinnig moet zijn wat er komt. Juist dan komen, als het moment daar is, de zinnigste zinnen.

Vandaag moest het gelijk goed zijn. En snel een beetje. Soms lukt dat. Mits, les twee, ik mijn verhaal goed heb voorbereid. Met lezen, interviews (mits ik ook die goed voorbereid heb), nadenken over het hoe en waarom van het verhaal, het ordenen van de informatie. En, minder bewust maar niet minder belangrijk, door de informatie te laten ‘gisten’, zoals free-writing-goeroe Natalie Goldberg het noemt, tot me door laat dringen, af en toe in mijn gedachten op laat borrelen, er misschien een aantekening over te maken en verder juist te laten begaan. En door iets dat ik lang onderschat heb en wat, lang leve ADD, eeuwig zoeken naar balans hoezee, mij verreweg de meeste moeite kost: ervoor zorgen dat ik fit en gefocust ben, zowel tijdens het verzamelen van de informatie als tijdens het schrijven.

Schrijven als ik moe ben en vooral uitkijk naar wat ik erna komt, dat werkt niet.

Dus ging ik naar huis. Deels wandelend, langs het water, door de kou. At. Hakte een knoop door die me, weet ik nu, in de weg zat tijdens mijn eerdere schrijven vandaag. Daarna ging ik zitten en schreef wat er te schrijven was.

Stok achter de deur van vandaag: Marlijn Wesseling. Dank je Marlijn!