Tag archieven: focus

De Hoofdpersoon

20150420_144821Afgelopen week bevond ik mij, voor het eerst in een aardige poos, weer eens in journalistieke kringen, de journalistieke kringen waar ik het meest van houd. Ik was op de Conferentie Verhalende Journalistiek. Het thema: De Hoofdpersoon. In de verhalende journalistiek hebben we het niet over een min of meer onpersoonlijke ‘bron’, ‘zegsman’ of ‘functionaris’ maar over De Hoofdpersoon, een persoon van vlees en bloed, met een karakter en emoties, die een doel nastreeft, handelt, faalt of slaagt. Een hoofdpersoon wiens verhaal uniek is en tegelijkertijd staat voor iets groters, iets universeels en, meestal, een maatschappelijk verschijnsel. Iemand met wie de lezer of kijker zich kan identificeren, waardoor het verhaal beklijft.

Vrijwel altijd gaan dat soort journalistieke verhalen over levens met een omweg, van het soort waaraan ik inmiddels vaak mensen met AD(H)D weet te herkennen. Daar zit drama in, daarin gebéurt iets. Behalve een interessante hoofdpersoon, vereist een goed ‘verhalend journalistiek verhaal’ actie, een aaneenschakeling van handelingen, vallen en opstaan, leidend tot een plot.

Radiomaker Jaïr Stein opende de conferentie met de anekdote over zijn beste vriend Alexander, die hem jaren terug snikkend belde, met een artikel in zijn hand over het syndroom Asperger, een vorm van autisme. Al lezende, bellende, snikkende, ontdekte Alexander dat hij Asperger heeft en ziet zijn leven aan zich voorbij trekken. Jaïr kost het de grootste moeite om in de rol van beste vriend te blijven en niet toe te geven aan de journalist in zichzelf, juichend om de vondst van ‘dit prachtige verhaal.’ Hij maakte een radioreportage over zijn vriend, zij het jaren na dat telefoongesprek. Pas toen waren Jaïr en zijn vriend daar klaar voor.

AD(H)D en autisme zijn verwant aan elkaar, weet ik sinds een poosje. Een van de onderwerpen die op de conferentie ter discussie stond, was de vraag wanneer het iets toevoegt als ‘de ik’ een rol, of zelfs een hoofdrol, krijgt in een journalistiek verhaal. Het mag, daar is ‘men’ het over eens, als die ‘ik’ werkelijk een rol speelt in het verhaal, anders dan die van de schrijver die zoekt en zoekt en zoekt naar informatie en die dan eens wel en dan eens niet vindt. Nog even afgezien van de rol van Anke in Add&Anke, sterkte de anekdote me erin om nu ook in deze journalistieke kringen uit de kast te komen. Collega’s, potentiële opdrachtgevers en wie het maar horen wil, vertelde ik over min blog, site en andere Add&Anke-activiteiten. Niet tussen neus en lippen door, maar als antwoord op de vraag ‘Waar ben jij tegenwoordig mee bezig?’

Niet dat ik mijn blog beschouw als journalistiek project. Daarvoor draait het (nog?) teveel om mij, om mijn persoonlijke ervaringen en inzichten, zonder dat ik deze stelselmatig in de context plaats van maatschappelijke discussies en journalistiek en wetenschappelijk onderzoek. Soms vind ik dat ik dat meer zou moeten doen. Ik ben toch journalist? En kwamen we er bij Effectief met AD(H)D (en veel eerder al, bij de haptonome) niet op uit dat ik meer mijn plek in moet nemen? En dat mijn werk dusdanig belangrijk voor me is, dat ik dat vooral ook in mijn werk moet doen?

De reacties op mijn openbaring in journalistieke kringen wisselen. De meeste zijn, al dan niet voorzichtig, enthousiast. Iets in de trant van: ‘Het moet prettig zijn, als je opeens beter kunt plaatsen waarom dingen gaan zoals ze gaan, dat je niet de enige bent. Kan interessant zijn om daar ook in kranten en tijdschriften voor te schrijven.’ En soms, als ik verder vertel over een mogelijke hoofdpersoon die ik laatst ontmoette: ‘Goh, wat een mooi verhaal.’ Er zijn er ook die verveeld wegkijken. ‘Rugzakkinderen, ADD, ADHD, Asperger, Nieuwetijdskinderen, overdiagnosticering, de Libelle en Margriet stonden er vijf jaar geleden al vol mee.’ Soms denk ik dan: ‘Komt het te dichtbij? Heb je zelf zo’n kind? En ben je bang dat dat misschien wel betekent dat je zelf ook wel eens in aanmerking zou kunnen komen voor een berucht Labeltje? Of, tja, of….. ‘ Kan ook gewoon een kwestie van smaak zijn. En ja, natuurlijk wordt er veel, erg veel over kinderen met labeltjes geschreven. Bovendien: vindt een redacteur het een slaperig idee, een artikel over ADD, dan zullen er potentiële lezers zijn die dat ook vinden. Maar wat als ik nou eens een heel ander soort ADD-verhaal vertel?

Mij komen verhalen over AD(H)D in ieder geval vaak erg dichtbij, anders dan en misschien toch ook wel vergelijkbaar met Alexanders verhaal voor Jaïr. Dat verhaal gaat ook over vriendschap en over hoe een vriend als journalistieke bron gebruiken de vriendschap onder druk kan zetten. Voor mij komen de meeste interviews die ik in de afgelopen maanden met mede-AD(H)D’ers heb gehad dichtbij omdat ze voor mijn gevoel ook altijd over mij gaan. Al is het maar wegens mijn verbijstering, keer op keer, over hoeveel mijn leven overeenkomt met dat van een volslagen ander persoon – qua omwegen, burn-outs, de continue ideeënstroom, het slechte slapen, de fantasierijke meisjesdromen en  de reacties van de buitenwereld – verveeld wegkijken, ‘het  lijkt wel of alle kinderen tegenwoordig wel ìets hebben’, niet horen dat ik het helemaal niet over kinderen gaat en nog minder over overdiagnosticering, maar, in tegendeel, over jarenlang hulpverlenerhoppen wegens burn-out, ‘het zit er wel in maar het komt er niet uit’ etcetera, zonder dat het woord AD(H)D valt, enzovoort, enzovoort, enzovoort.

Nu heb ik dus laatst een mogelijke hoofdpersoon ontmoet. Een die heel graag haar verhaal vertelt, een verhaal waar ik zo graag naar luister, dat het me opeens beter lukt om mezelf erbuiten te houden. Een verhaal waarin de dromen en drama’s van vele volwassen vrouwen met ADD samenkomen, weet ik op basis van zowel gesprekken als het nog beperkte maar wel aanwezige wetenschappelijke onderzoek naar deze groep. Een verhaal waar ik enkele collega’s mee heb doen glunderen. Ik heb het vaker gezegd, en je weet maar nooit hoe het allemaal lopen gaat, ik voel een Nieuw Begin aankomen. Als ik er klaar voor ben. Van hoofdpersoon in Add&Anke naar journalist verhalend over ADD.

Stok achter de deur van vandaag: Bernadette Kester. Dank je Bernadette!

Kop in het zand, knoop in mijn maag

Mijn laatste blog van vorige week, Te goed of Kop in het zand, zit me niet lekker. Waar dat hem in zit weet ik maar voor een deel. Het kop-in-het-zand-deel.

Was het maar waar, dat ik alleen in tijden van crisis mijn kop in het zand stak. Mails onbeantwoord liet. Toezeggingen liet verjaren. Voornemens liet verstoffen. In tijden met een duidelijk aanwijsbare en bovendien algemeen als plausibele reden aanvaardde drukte, durf ik mijn kop in het zand toe te geven. Dan heb ik focus, die crisis namelijk, en kost het me minder moeite om te kiezen. Ik had het niet voor niets ooit over de Zegen van pech. Die zie ik nog steeds.

Ik kan triomfantelijk vertellen over dat ik in en rond crises sneller mijn evenwicht hervind en dat ik af ben van de gewoonte om anderen de schuld te geven, maar ondertussen loop ik mijn achterstanden nu nauwelijks harder in dan twee weken geleden. En een van de klussen die me in de recente crisisperiode stress aanjoeg, zou, was het een stuk fruit geweest, inmiddels wit-groen-blauw-grijs zien van de schimmel of bruin van de rot. Relatieve rust of niet, ik kom er niet toe om ‘gewoon’ de telefoon te pakken en te zeggen: ‘Sorry, het lukt me niet meer.’ Of het alsnog ‘gewoon’ te gaan doen.

Dat wetende, voel ik al de hele week een knoop in mijn maag. Gebonk in mijn keel. Heb ik tijd, doe ik nòg niet wat ik moet-wil-zou. Of, beter gezegd: doe ik daar maar een beperkt deel van. Deels omdat ik nu eenmaal niet voor alles de tijd heb. Deels omdat ik, àls ik het dan eindelijk doe, ik het ook nog eens perfect wil doen. En deels, vanwege die knoop in mijn maag en het gebonk in mijn keel. De schaamte waar dat voor staat, werkt nogal verlammend. Ook al weet ik dat het echt geen monsters zijn die op me zitten te wachten, integendeel zelfs.

‘Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg’, citeerde mijn haptonome ooit. Om te zeggen dat er pas echt iets verandert, als ik zelf dingen anders doe.  Vandaag ga ik bellen. En deel twee van het verhaal over wat me niet lekker zat – over dat de driehoek minderwaardigheidscomplex-meerderwaardigheidscomplex-werk/inkomen – vertel ik gewoon de volgende keer. Eén knoop per keer ontwarren is wel voldoende.  Heb nog wel meer te doen vandaag, tenslotte.

 

 

Pas op de plaats

20150313_093233_resizedGekkenwerk is het natuurlijk, om precies een maand na het zo intensieve Effectief met ADHD aan een nieuwe opleiding te beginnen, dacht ik gisterochtend. En de dagen ervoor. Een nieuwe opleiding, best intensief ook, terwijl de lessen van de vorige opleiding nog lang niet allemaal verwerkt zijn. En terwijl ik midden in zorgcrisis zit, tegen mijn grenzen aanloop, op enkele uitwaaidagen na al weken nauwelijks tot rust kom, bepaalde klussen ook al weken onveranderd terugkeren op dagelijkse to-do-lijst. Mindfulness nog wel. Wat raakvlakken heeft met zen, waar ik Add-hulpmiddeltechnisch zo vol van ben, maar toch echt iets anders is. Toegankelijker, ja, maar mensen met AD(H)H zijn juist gebaat bij de combinatie van fysieke en mentale inspanning die bij zen nadrukkelijker aanwezig is. Van mindfulness  moet ik nog ontdekken of het evenveel of meer oplevert.

Maar ja, de mindfulnessopleiding kan ik betalen (dankzij belastingteruggave en een andere meevaller, dat moet gezegd), levert me relatief snel een papiertje op en de zenlerarenopleiding niet. Gezien mijn doel om mijn ervaringsdeskundigheid wat meer theoretische en praktische ondergrond te geven, had een opleiding tot ADHD-coach ook misschien meer voor de hand gelegen. Ook te duur en voor nu te  lang. Bovendien zijn er (gelukkig!) al goede ADHD-coaches terwijl er voor  mensen met een hoofd zo vol als het mijne nog weinig speciaal aanbod is op meditatiegebied. En ik daar dus een leemte zie waar ik in kan springen.

Gekkenwerk. De nacht voor de start heb ik opnieuw nauwelijks geslapen. Dat wordt slapen tijdens de body scans, verwachtte ik. Wat zonde van het geld.

Ik sliep inderdaad tijdens een body scan. Heel even maar. Van de dag als geheel knapte ik op.  Yes, nieuwe inspirerende leerstof. Wel degelijk ook heilzaam voor volle hoofden. Een hele dag lang. En vandaag weer. Natuurlijk is mijn lichaam nog lang niet bijgetankt. Maar opleidingsdag één heeft me goed gedaan. Focus. De hele dag met maar één ding bezig, een ding dat bovendien bijdraagt tot het bereiken van mijn doelen. Met slechts in korte pauzes (lang leve de smartphone ;-( !) de mogelijkheid en dus verleiding  om me even op iets anders te richten. Heerlijk. Soms is doorgaan, wéér iets nieuws, rustgevender dan stoppen. In ieder geval voor mij en mensen zoals ik.

Stok achter de deur  van vandaag: Marlijn Wesseling. Dank je Marlijn!

Hoe schrijf ik?

anke-site_23-klein-300x200Ik denk dat je er niet doorheen komt’, zei mijn moeder laatst. Ze had het over de AD(H)D-diagnose die, naar verwachting, volgende week (!) volgt op mijn intake-gesprek,  begin november (!), bij PsyQ. Voor mij is de diagnose geen halszaak – ik ben vooral blij dat ik inmiddels goede hulp heb. Verzekering- en belastingtechnisch kan een diagnose handig zijn. Maar gezien het verloop van het intakegesprek hecht ik er inhoudelijk weinig waarde aan.

‘Huh?’ ‘Bij Psy-dinges, waar we dat onderzoek hadden. Ik denk dat ze je afwijzen (!). Je kunt veel te goed verwoorden wat je hebt.’

Dank mama, voor dit kunstig verpakte compliment. Mijn schrijven roept twijfels op over mijn moeilijke verhouding tot prikkels. Mijn moeder is niet de eerste die dat zegt. Dus nog maar eens mijn stokpaard: dat ik beter schrijf dan vertel, is volgens mij niet ondanks maar dankzij mijn (vermoedelijke) ADD. Schrijven geeft me tijd om over mijn woorden na te denken, dwingt me om bewust te kiezen wat ik hoe vertel en doet me  goed. Daarmee is schrijven, in de termen van het ADHD-centrum, voor mij een belangrijke hulpbron geworden. En nu bedacht ik, naar aanleiding van herinneringen aan mijn vader in zijn jongere jaren, dat ik vaker het isolement van mijn werkkamer, nodig om te kunnen schrijven, wil verlaten. Dat ik een socialer werkleven wil. Ik ontdekte ik dit jaar bovendien dat ik er heel blij van word als ik anderen enthousiast weet te maken over wat ik zelf graag doe, zoals schrijven en mediteren. Eén plus één is twee: ik wil de lessen die ik, worstelend met pen en papier, geleerd heb, overdragen aan anderen die vaak moeite hebben om het hoofd erbij te houden.

Mijn eerste stap zette ik een paar maanden geleden. Een tekstschrijfster die ’toevallig’ mijn pad kruiste, Manon Kleijn, vertelde ik over mijn plannen. Zij enthousiast. Manon geeft vaak schrijftrainingen aan mensen die vanwege hun functie geacht worden te kunnen schrijven (beleidsmensen, bijvoorbeeld) maar daar juist moeite mee hebben. Ze merkt dat veel lesmethoden ervan uit gaan dat ieder brein min of meer op dezelfde manier met informatie omgaat. En dat leren schrijven dus een kwestie is van een methode leren en die toepassen. Nou, lang niet altijd dus. Manon wil inzicht krijgen in hoe verschillende breinen verschillend denken en daar in haar lessen op inspelen. Ik wil vooral het plezier overbrengen dat schrijven mij brengt. Ter voorbereiding op workshop die we nu samen ontwikkelen, stelde Manon voor dat ik in kaart breng hoe ik schrijf.

Nou, gewoon, zo.

Dat klinkt simpel. Dat is het en dat is het niet. Bewijst de totstandkoming van deze blog. Soms schud ik hem in no-time uit mijn mouw, vandaag kost het me uren. Dat ligt niet aan het onderwerp. Dat ligt eraan dat ik begon aan het eind van de dag, toen ik bij de Hub was en dacht: ‘Ik wil naar huis. Maar mijn blog moet nog. Laat ik even doorbijten, dan heb ik tenminste nog wat aan mijn avond.’ Terwijl ik nauwelijks wist waarover ik zou schrijven.

Gisteren schreef ik wel ‘vanzelf’. Net toen ik bijna besloten had dat het een onmogelijke vraag was, beschrijven hoe ik schrijf, ging ik zitten en schreef wat er kwam. Zie hier het begin van mijn antwoord: schrijven lukt me het beste als ik ‘vrij schrijf’, oftewel, als ik schrijf zonder mezelf een doel en beperkingen op te leggen. Mijn gedachten volgend, zelfs als die ‘stom’ zijn of over onbenullige of gênante zaken gaan. Dus vooral niet bezig ben met dat het zinnig moet zijn wat er komt. Juist dan komen, als het moment daar is, de zinnigste zinnen.

Vandaag moest het gelijk goed zijn. En snel een beetje. Soms lukt dat. Mits, les twee, ik mijn verhaal goed heb voorbereid. Met lezen, interviews (mits ik ook die goed voorbereid heb), nadenken over het hoe en waarom van het verhaal, het ordenen van de informatie. En, minder bewust maar niet minder belangrijk, door de informatie te laten ‘gisten’, zoals free-writing-goeroe Natalie Goldberg het noemt, tot me door laat dringen, af en toe in mijn gedachten op laat borrelen, er misschien een aantekening over te maken en verder juist te laten begaan. En door iets dat ik lang onderschat heb en wat, lang leve ADD, eeuwig zoeken naar balans hoezee, mij verreweg de meeste moeite kost: ervoor zorgen dat ik fit en gefocust ben, zowel tijdens het verzamelen van de informatie als tijdens het schrijven.

Schrijven als ik moe ben en vooral uitkijk naar wat ik erna komt, dat werkt niet.

Dus ging ik naar huis. Deels wandelend, langs het water, door de kou. At. Hakte een knoop door die me, weet ik nu, in de weg zat tijdens mijn eerdere schrijven vandaag. Daarna ging ik zitten en schreef wat er te schrijven was.

Stok achter de deur van vandaag: Marlijn Wesseling. Dank je Marlijn!