Tag archieven: feest der herkenning

Terug naar het midden

20150309_182600_resized
Net als de site, net op tijd klaar voor het congres…

Het heeft een poos geduurd voordat het kut-gevoel weg was. De koppijn nam in de loop van de ochtend zelfs toe, tot dusdanige sterkte dat ik vreesde voor misselijkheid en overgeven – wat bij mij nogal eens op zeurende hoofdpijn volgt.  Gelukkig had de receptioniste van de Jaarbeurs, waar het congres ADHD Vrouw zich afspeelde, een paracetamolletje voor me.

Of het vooral daaraan lag weet ik niet, maar in de loop van de dag trok de hoofdpijn weg. En ik werd rustig. De dag bracht me in herinnering dat ik de afgelopen jaren steeds beter geleerd heb om ‘het midden’ terug te vinden, het midden tussen doorrennen, stress en tegen mezelf vechten aan de ene kant en apathie, mezelf verbergen, uitputting aan de andere.

20150307_103332_resizedOnder de tweehonderd (!!, en dat voor een eerste-keer-event, impulsief en naast fulltime banen georganiseerd door een klein clubje mede-ADHD’sters) aanwezige vrouwen, waren er veel, heel veel, die zich herkenden in de onderzoeksresultaten van ADHD-bij-volwassen-onderzoek-voorvrouw Sandra Kooij en de haren, over de hoge mate van slaapproblematiek (75%), obesitas,  seksuele problemen en nog zo het een en ander onder vrouwen met ADHD. Ik woonde een workshop bij over bioritme, slaapproblemen dus ook, en werd geraakt door de wanhoop van sommigen in reactie op het advies van PsyQ-onderzoekster Marjolein Tanke, om toch vooral te proberen om voor tienen op te staan en acht uur te slapen. Die zelf zei dat mensen met ADHD ‘nu eenmaal’ nachtuilen zijn en gemiddeld anderhalf uur later dan mensen zonder ADHD de slaap vatten, onder andere omdat ze graag genieten van de rust in huis als de rest van het gezin in bed ligt, en juist dan zulke goede ideeën krijgen dat ze gelijk nog maar even verder en verder en verder gaan.

Herkenning, zonder feest. Ik slaap nog wekelijks minstens één nacht slecht. En de boosheid op ‘De Maatschappij’ herken ik natuurlijk ook. Hoe vaak heb ik me erover opgewonden dat een werkgever mij de Belachelijke eis stelde dat ik voor negenen binnen was? Terwijl hij wìst dat ik ruim een uur moest reizen??  Tegennatuurlijk, toch?! En dan ook nog verwachten dat ik, na zo’n start, iets zinnigs uit mijn handen krijg die dag? Het was een van de redenen waarom ik het als werknemer nergens lang volhield. Tegenwoordig lukt dat vroege opstaan me prima. Geniet ik er zelfs van.  Lekker rustig in huis, zo ’s ochtends vroeg. Wat nou, ‘ADHD’ers zijn nu eenmaal nachtuilen’? Blijkbaar heb ik het voor elkaar gekregen om een natuurlijke neiging te veranderen.

Wat daarom des te meer raakte, tegen beter weten in, is de vanzelfsprekendheid waarmee sprekers en deelnemers ‘behandeling’ gelijkstellen aan ‘medicatie.’ Dat een diagnose voor veel mensen – juist vrouwen, die veel vaker dan mannen op latere leeftijd worden gediagnosticeerd, onder andere omdat zij vaker het onzichtbare ADD hebben dan de overlast veroorzakende jongens en mannen met ADHD met H – een opluchting is,  niet alleen omdat dat erkenning inhoudt maar ook omdat op die erkenning medicijnen volgen. Die wanhoop aanhorende, snap ik die opluchting. Maar wat ben ik blij dat ik het bij paracetamoletjes kan houden. Zo nu en dan een kutgevoel ten spijt.

Gelukkig hoor ik over andere aanpakken dan ‘slik je medicatie en zorg dat je tòch aan de acht uur slaap komt’. Zoals  van ervaringsdeskundige Barbara de Leeuw, die een methodiek ontwikkelde om overprikkeling  voor te zijn. Beginnend bij: leer de signalen van je lichaam herkennen. Zodat je op tijd iets aan de situatie kunt veranderen. Yes. Dat is nu net wat zen mij geleerd heeft (na vijf jaar met mijn haptonome te hebben geoefend, trouwens). Tegen mijn natuurlijke neiging in, liet ik in de eerste pauzes in het congres mijn ambitieuze plannen om Zoveel Mogelijk Interessante Mensen te spreken, ten behoeve van die Spraakmakende Artikelen of mijn eigen workshops, varen. In plaats daarvan zocht ik een rustig hoekje, dronk cappuccino omdat warme melk me rustiger maakt, in plaats van extra sterke koffie die ik pleeg te drinken om juist wakkerder te worden. Met als gevolg dat ik, ergens in de loop van de middag, blij van stand naar stand liep, en meer  mensen sprak en veel en veel en veel meer meekreeg  van wat zij te melden hadden,  dan in de vele jaren dat ik mijn vermoeidheid wegdrukte. Ik genoot, van het feest der herkenning dat er gelukkig weldegelijk was,  tussen grappige chaoten met ‘cv’s als een avonturenboek’, zoals initiatiefneemster Monique van Zwieten de hare noemt. En van het enthousiasme van de velen die hun ervaringsdeskundigheid op positieve wijze delen.

Even na zessen plofte ik uitgeput in de trein neer. Eenmaal thuis was ik zo blij verrast dat ik nog leefde en zelfs van mijn hoofdpijn af was,  dat de enige manier om niet in te storten, was om te hyperen. Op de een of andere manier lukte het Erwin en mij niet om qua stemming en plannen voor de avond op één lijn te komen. Vroeg naar bed leek het verstandigst. Maar slapen lukte niet. Zondag kostte het me dus veel moeite om aardig te blijven. Dat lukte pas ’s avonds,  toen we ons trakteerden op uit eten en film. Vandaag genoot ik lang dusdanig van de relatieve rust van een dag thuiswerken zonder mantelzorgen ’tussendoor’, dat ik nu alweer veel te lang bezig ben. Pffffffffffffff. Het midden vinden, het blijft een zoektocht.

Oudere blogs lezen? Die staan nog op mijn andere site, www.ankewelten.nl

Stok achter de deur van vandaag is Tony Nelis. Dank je Tony!

Kut-add en Met trots presenteer ik

Eigenlijk wil ik nu helemaal niet bloggen. Staat het me tegen zelfs. Kut-blog. Kut-add. Maar ik doe het toch. Omdat hoe ik me nu voel, op dit moment en talloze momenten in de afgelopen twee dagen, nou precies zijn waarom ik bloggend en anderszins probeer grip te krijgen op die kut-add. Of wat het ook is. Op die kut-patronen die me in de weg zitten.

Zoals ik me nu voel, dat is moe. Gespannen. Koppijn. En erger: ‘Zie je wel. Ik kan het niet en ik zal het nooit kunnen.’ De crisis zit inmiddels in mijn lijf. En die crisis, bestaat niet vooral uit gekmakende zorgen om de gezondheid van mijn ouders, al is dat wel een van de triggers. De crisis bestaat uit ergernis. Ergernis over verschillen in inzicht over wat er Nu gebeuren moet, met mijn moeder. Maar méér nog: ergernis over dat ik meer werk heb toegezegd dan ik aankan. In tijden van deze ouderlijke crisis. Maar waarschijnlijk was het ook zonder die ouderlijke crisis teveel geweest. Teveel werk voor te weinig geld, ook dat nog. Werk waarvan ik dacht en zei en uitstraalde en geloofde: ‘Ja, geweldig, leuk, dit wil ik doen en dit ga ik doen.’ Voor de goede zaak. Omdat ik het belangrijk vind. En leuk. En prima kan combineren met mijn ‘eigenlijke werk’ – het journalistieke schrijven, mijn Add-activiteiten en, sinds heel kort, de (voorbereidingen op) mijn opleiding tot Mindfulnesscoach. Ga ik doen, vanaf volgende week, om wat theoretische en praktische basis te geven aan de workshops waarmee ik mijn Add-ervaringsdeskundigheid wil overbrengen.

Klinkt als best veel hè.

Zo voelt het ook. Spanning op de borst, hoofdpijn, opgejaagd. Ik herken de symptomen van de burn-outs die ik gehad heb. Een gevoel van verlamming, omdat ik, bij alles waar ik aan begin, het gevoel heb dat het toch niet gaat lukken. Wat daarmee dus ook de waarheid wordt. En daarmee gepaard gaande: schaamte. Ze zien me aankomen. Ze zullen wel denken: Ze  kan het niet. En dat is tot op zekere hoogte nog terecht ook.

En dit had nog wel een grote dag  moeten worden. Ik reis dadelijk af naar het Congres ADHD Vrouw. Prachtig eerste initiatief van een groep vrouwen met ADHD, waar ik al maanden naar uitkijk. Uit nieuwsgierigheid. Zin in feest der herkenning. Maar ook omdat ik dat congres zag als eerste stappen als Add-ervaringsdeskundige journalist in Het Wereldje. Aanleiding voor mijn eerste grote ADHD-gerelateerde artikel(en) in Gerenommeerde Kranten en Tijdschriften. Misschien zelfs mijn eerste publieke optreden. Met de voordracht van een column, op basis van mijn blogs en de reacties daarop.

Niets van dat alles. Nog niet van gekomen. Site was nog niet klaar. Ik was nog niet klaar. En ook miscommunicatie met de organisatie speelde een rol. Te druk. Met  overleven, zo voelt het.

Toch ga ik. En presenteer ik hier en nu en bij dezen, veel ingetogener dan ooit bedacht, met gemengde gevoelens omdat hij nog lang en lang en lang niet af is, nog niet mooi genoeg enzovoort enzovoort enzovoort….. maar wel klaar voor gebruik met ingang van mijn eerstvolgende blog, mijn nieuwe site, annex nieuwe tak van mijn bedrijf: Add&Anke

Voor de volledigheid

Voor de volledigheid moet ik nog melden dat ik maandagavond het tweede en laatste deel meemaakte van de introductiecursus ADHD bij volwassenen van PsyQ. Treurig en vermakelijk tegelijk.

Treurig: het ging hoofdzakelijk over medicijnen. Waar een belangrijk deel van de groep niet heel erg om staat te springen, maar dat PsyQ wel als hoofdbestanddeel van De Behandeling beschouwt. Dat ook sporten een zeer positief effect heeft, zoals groepsleden zelf zeggen, wordt onderkend, maar staat niet, als zodanig in de reader genoemd. Ernstige bijwerkingen van medicijnen, voor de Geneesmiddelenautoriteit aanleiding om ‘voorkeursmedicijn’ Concerta niet te registreren, worden gebagatelliseerd (‘het kan natuurlijk een beetje eng voelen, hartkloppingen, maar dat gaat wel over’)

Eveneens treurig: De groep liet, in mijn beleving overduidelijk, merken vooral behoefte te hebben aan de uitwisseling van ervaringen. De psycholoog en de stagiaire gingen liever door met het informatieve programma.

Vermakelijk: Het rondje ‘positieve kanten van ADHD’. Vermakelijkst: psycholoog en stagiaire lijken die positieve kanten (creativiteit, doorzettingsvermogen, ‘niet in de box maar uit de box denken, als het ware’) te aanvaarden maar niet echt te kunnen vatten. Al is ook dat tegelijk treurig.

Wel weer leuk, tot slot: de door de groep geprezen positiefste in ons midden stelt voor om contactgegevens uit te wisselen. Hetgeen gebeurde.

Gecertificeerd

felicitatieschermGelukkig kwamen de felicitaties snel. Van Erwin, direct na thuiskomst aan de telefoon. En de volgende dag van ‘collega’s’ bij flexnetwerkplek de Hub, juist voor mijn binnenkomst door Erwin ingelicht toen één van hen mopperde waar ik, een half uur na de afgesproken tijd, toch bleef. ‘Gefeliciteerd’, straalde Joost, ‘je bent gecertificeerd.’ ‘Gecertificeerd tot hopeloos geval’? vroeg Amelie. ‘Gecertificeerd, ja, dat ben ik. Hopeloos, nou nee.’ Ik had de afspraak nu eenmaal voor een uur later in mijn hoofd staan. Nu pas zag ik dat in mijn agenda iets anders stond. Vervelend, lastig, onprofessioneel. Maar hopeloos?

Meer felicitaties las ik gisteren, op Facebook. ‘Klinkt misschien stom, een felicitatie bij een diagnose… Maar weten wat je mankeert en daarmee aan de slag gaan geeft je rust en opent nieuwe deuren’, schrijft Nicole, die, zonder ADHD zo donders goed weet waar ze het over heeft dat ik me tot voor zeer kort (zie: ‘Ik schaam me’, gevolgd door ‘Iets raars’) naast haar een aansteller zou voelen. Marco schrijft: ‘Nu heb je een stempel maar ga je je er blijkbaar niet aan houden!’ Aardig bedoeld, waarvoor dank, maar hij vergist zich.

AD(H)D is niet een stempel waar je wel of niet aan houden kunt. Mijn tweede morning after bracht ik door met het lezen van blogs en Facebookberichten van andere ‘gecertificeerden.’ ‘Heb je dat ook, dat het bijna nooit lukt om thee te zetten, omdat je vergeet dat je het water opgezet hebt, en dat àls het lukt, de thee al koud is voor je eraan denkt om hem op te drinken?’ ‘Zonder een lijstje krijg ik niets voor elkaar.’ Met foto en reactie: ‘Wat een net lijstje! Krijg ik niet voor elkaar. Ik blijf maar strepen en opnieuw beginnen, word er gek van.’ ‘Heb ik eindelijk vakantie, kan ik precies doen waar ik zin in heb, weet ik niet waar ik beginnen moet.’ Veel HOOFDLETTERS en !!!!!!!!!!!!!!!! en ????????????? in de berichtjes. Grappig, tuurlijk, fijn ook, de (h)erkenning. Maar niemand van ‘ons’ die het niet liever anders zou zien.

’s Avonds zouden we met mede-cursisten van Effectief met AD(H)D bij elkaar komen voor intervisie. Van de zeven groepsgenoten hadden er drie ruim van tevoren aangegeven er niet bij te kunnen zijn, twee anderen, onder wie ik zelf, twijfelden. Nummer vier was het vergeten, nummer vijf ging er op de een of andere manier vanuit dat het niet doorging, nummer zes bleek, desgevraagd, die dag verhinderd en nummer zeven stuurde in de vroege ochtend de vraag de groep in waar we zouden afspreken. Het werd een één-op-één, met pide en soep – niet te ver buiten ons beperkte budget, toch gezellig.

Het gaat goed met ‘Zeven’, het subgroeplid in wie ik me het meest herken. Sinds het laatste cursusblok, een kleine maand geleden, richtte zij eindelijk het koor op waar ze al jaren van droomde, trad toe tot een bestuur en doorbrak vanuit die rol een jarenlang voortslepende impasse waar ze zich tot dan toe vooral aan had geërgerd en koos vaker dan ooit voor zichzelf, zelfs in bijzijn van haar hulpbehoevende moeder. De afgelopen week was dat laatste minder goed gelukt. Vier dagen achtereen had haar moeder een beroep op Zeven gedaan, vier keer had ze haar eigen bezigheden aan de kant geschoven en was ze pas laat thuis. Eergisteravond was het negen uur geworden – viel mee. Dus kon ze alsnog wat dingen doen die ze overdag had willen doen. En opeens was het zeven uur ’s ochtends. ‘Ik heb één uur geslapen vanochtend. Ik ben dus niet zo fit. Maar al drie mensen om me heen hebben me gevraagd wat voor cursus het toch is die ik doe. Wat een stappen opeens, dat zouden zij ook wel willen!’

‘Zeven’ is geen roekeloze puber, geen bewijszuchtige dertiger op het drukke kruispunt van het leven, maar een rustige alleenstaande vrouw van halverwege de vijftig. Ik dacht aan haar toen om kwart voor zeven uur vanochtend mijn wekker ging en ik zo ontdekte dat ik, na een nacht woelen, schrijven, eten, kruidentheeën, wachten, website-naampresentatie bedenken, toch nog in slaap was gevallen. Een volle dag achter de computer, met Erwin en dus gesprekken in mijn pauzes waar ik dan juist stilte nodig heb, was wat teveel geworden voor deze gecertificeerde veertigster, een afsluitend uur zen ten spijt. Dat mag ik nu zomaar toegeven. Gefeliciteerd.

Stok achter de deur van vandaag:  Ton Hendricks in Argentinië. Muchas gracias Ton!

Afscheid van een ADD-jaar

20141231_173839-klein-203x300Ken je die van die roze olifant? Waar je vooral niet aan mag denken? En die je vervolgens niet meer uit je hoofd krijgt?

Ik broed al een halve dag op de juiste insteek voor deze oudejaarsblog. Zit met ‘ADD-jaar’ in mijn hoofd. Dat 2014 voor mij was. En ook weer niet. En natuurlijk toch ook wel. En niet. En wel. En niet. En wel. En niet, maar wat dan wel? Net zoals dit natuurlijk een ADD-blog is. En, hoop ik, ook weer niet. Er is meer in mijn leven dan ADD. Er is meer, veel meer, wat mijn leven bepaalt dan ADD. Ik bèn niet ADD, zoals de 17-jarige Sue me gisteren zo mooi schreef, ik hèb ADD. Net als zij. En nu ik weet dat ik (waarschijnlijk) ADD heb, ben ik niet opeens veranderd. Dat soort gedachten helpen haar. Bij mij wekken ze nog verwarring op. Ook al weet ik het best. Ik ben Anke. Ik ben 44, woon in Rotterdam, ben vrouw en geliefde van Erwin, werk als journalist, ben dochter, zus, schoonzus, vriendin, nicht, buurvrouw, assistent-zenleraar, heb een bijbaan als postbezorger, ben lid van de Hub, Amnesty International en van een politieke partij, doctoranda in de maatschappijgeschiedenis, Argentinië-kenner, oud-collega, freelancer, Pronkstukspecialist, schrijven-voor-chaoten-specialist in wording en, oja, ervaringsdeskundige op het gebied van ADD, zeg maar ADHD maar dan zonder de H van hyperactief. Onder andere.

Dit jaar kan moeilijk vooral ADD-jaar genoemd worden. Het was het jaar dat begon zonder Els maar met een hernieuwde kennismaking met Karin, die we tot dan toe vrijwel alleen in Els’s gezelschap zagen. Het begon met mijn artikel over mediterende artsen, dat ik eind 2013 af had willen hebben. Het was het jaar van nieuwe journalistieke opdrachtgevers. Het jaar waarin ik voortaan rond zes uur opstond. Het was het jaar waarin ik post ging bezorgen, voor het geval dat. Het was het jaar waarin mijn vader naar het verpleeghuis ging en mijn moeder na vijfenveertig jaar weer het grootste deel van de dag alleen was. Waarin ik een nieuw soort gesprekken met mijn moeder voerde. Het was het jaar waarin Erwin en ik op fietsvakantie gingen, door Nederland en door het Eerstewereldoorlogslagveld  in West-Vlaanderen. Het jaar waarin ik meer kilometers schreef dan ik in jaren gedaan had. En het jaar waarin mijn psycholoog tegen me zei dat wat ik had wel erg als ADD klonk en ik, opgelucht, op zoek ging naar hulp van iemand die goed begreep wat dat betekent.

En toen, begin oktober, werd die hulp serieus, ging ik steeds openlijker over ADD praten en begon ik deze blog. Leek al het andere in mijn leven plotseling minder belangrijk. Of kwam het, op zijn best, in de schaduw te staan van deze nieuwe richting in mijn ontwikkeling. Zelfs mijn vader. Zelfs mijn werk. Leek 2014 een ADD-jaar te worden. De ontdekking dat ik in ieder geval erg veel gemeen heb met mensen die de diagnose ADD of ADHD hebben, zoveel dat wat hen helpt, mij ook helpt, heeft mijn kijk op mijn leven tot nu toe veranderd. En veranderde ook mijn kijk op de toekomst. Zij het dat het me, dankzij zen en dankzij Effectief met AD(H)D, vooral sterkt in mijn toch al steeds sterkere overtuiging dat ik het verst kom, me het gelukkigst voel en het best bijdraag aan het geluk van anderen, als ik dicht bij mezelf blijf. Als ik schrijf dus, bijvoorbeeld. En vanavond een klein maar fijn feestje vier met mensen die me dierbaar zijn.

Volgend jaar verder. Met ADD, dat voorlopig heel belangrijk blijft. Misschien zelfs wel belangrijker wordt. En tegelijk steeds meer een eigen plek krijgt, niet boven maar naast al het andere.

Omdat ik het niet laten kan: en toen, toen kwam er een roze olifant met een lange snuit en die blies blogjaar 2014, met ADD, dank  en mooie vooruitzichten, wis en waarachtig uit.

Stok achter de deur van vandaag: Erwin Wesseling. Dank je Erwin, voor dat en nog veel meer!

De normaalste zaak van de wereld

normale-wereld_janna-kool-300x208Morgen en overmorgen duik ik weer in de opleiding Effectief met AD(H)D. Die is dan halverwege. Als bijna vanzelf blik ik terug op de afgelopen twee maanden. Dus kwam ik vanochtend een vrouw tegen die aanwezig was bij de laatste Hub-netwerkbijeenkomst voordat ik met opleiding en bloggen. Ik had haar sindsdien niet meer gesproken.

Toen, eind september, nam ik het woord ADD nog niet in de mond. Tijdens die netwerkbijeenkomst vertelde ik over de oorsprong van mijn schrijven: ik vond het als kind moeilijk om in een groep mijn zegje te doen, ontdekte dat papier geduldig was en bleef vervolgens schrijven en schrijven en schrijven. Heb ik hier inmiddels vaker verteld, maar toen betrof het een nieuw inzicht. Ik voegde eraan toe dat ik graag in contact wilde komen met anderen die moeite hebben om zich te concentreren. Zij was een van de drie (in een groep van vijftien) die reageerden, een uurtje na de bijeenkomst in een mail:
‘Wat jij beschreef, dat herken ik heel goed. Liever even rustig nadenken over mijn zinnen, in de situatie zelf ben ik meestal van mijn a propos. Ik denk wel eens: zal ik een debatteer-cursus doen… 🙂

Nu vertelde ik haar over mijn blog, over ADD. ‘Heeft het daarmee te maken dan?’
Grote ogen. ‘Waarschijnlijk wel’, zeg ik. ‘Heeft een psycholoog tegen me gezegd, een diagnose heb ik niet. En wat ADD  precies inhoudt weet niemand, dus zoveel zou dat niet zeggen. Maar ik herken in ieder geval veel in alles wat ik er de laatste tijd over gehoord en gelezen heb.’
‘Een vriendin van me heeft ADD’, antwoordt zij. ‘Zij heeft me weleens uitgelegd hoe dat werkt. Eerlijk gezegd vind ik het moeilijk om dat serieus te nemen. Ik denk: ‘als iemand zich prettig voelt bij zo’n labeltje, moet hij dat zelf weten. Ik zou me er beperkt door voelen.’

Dat heb ik vaker gehoord. Sterker: ook al is de suggestie dat ik ADD heb aanleiding voor deze blog, ook ik heb niets met labeltjes. Ik hoop duidelijk te maken dat ADD voor mij hooguit een verklaring is, een verklaring voor dingen die niet lopen zoals ik zou willen. Of meer nog: een zoekrichting voor oplossingen. Voor mij begint dat zoeken naar oplossingen er nu mee dat ik het beestje bij de naam noem. Al zeg ik erg raag bij dat ADD maar een van de vele ‘beestjes’ is die maken dat ik ben wie ik ben en dat mijn leven loopt zoals het loopt.

In de week tussen die bijeenkomst in september en mijn ‘coming out’ als vermoedelijke ‘ADD-er’, biechtte ik een andere vrouw op dat ik misschien ADD heb. Fluisterend. Aanleiding: ik stond versteld van de manier hoe zij, met tekeningen en pijltjes een ingewikkeld verhaal inzichtelijk kan maken, terwijl ze wegens dyslexie moeite heeft met schrijven. Ook in haar hoofd zit een vreemde combinatie van chaos en structuur. ‘Oh, dat heeft mijn broer ook’, antwoordde zij, verbaasd en laconiek tegelijk. Ze heeft het er vaker over gehad. ‘En mijn dochter ook.’ Andere familieleden hebben weer andere afwijkingen. ‘Maar één van mijn kinderen is normaal. Hoewel die wel erg van slag raakt als dingen opeens anders gaan.’ Afwijkingen, de normaalste zaak van de wereld, zo klinkt het.

Ik was verbluft en blij. Iemand die de term ADD kent. Die iets weet van de ‘symptomen’. Te vriend houden, dacht ik, altijd fijn om iemand te hebben met wie ik kan praten over wat niemand begrijpt.

Toen kwam die presentatie. De blog. De opleiding. Dat ik bij de opleiding ‘soortgenoten’ zou treffen, natuurlijk, was te verwachten. Al waren zij ‘normaler’ dan dat ik me hen had voorgesteld. Zo zie je maar wat labeltjes doen – ook ik ben erin getrapt. Dat er in de afgelopen twee maanden, nog afgezien van tijdens de opleidingsdagen, geen drie dagen voorbij zouden gaan zonder dat iemand tegen me zei dat hij of zij zelf ook ADD heeft, of iemand in de nabije omgeving heeft die dat heeft, of op zijn minst zoveel herkent in mijn verhalen dat hij/zij vermoedt dat……, nee, dat niet.

We trekken onze agenda’s, de vrouw met vriendin met labeltje. Ik noem drie data. Aarzelend kiest zij er een uit. ‘Altijd als ik een afspraak in mijn agenda wil zetten krijg ik een beetje de kriebels. Kan het eigenlijk wel?’ ‘Hmm, dat heb ik nou ook.’ Ik voel een glimlach, zo’n zie-je-wel-glimlach, die voor ‘goed-fout’ zou kunnen doorgaan. ‘Ik heb altijd het idee dat andere mensen gewoon aanvoelen wanneer ze wel of niet iets kunnen plannen’, aarzelt zij. ‘Sommige wel ja. Maar niet iedereen.’

Stok achter de deur van vandaag: Janna Kool. Dank je Janna!

Bron van frustratie

frustratieIk ben jaloers. Op jullie.  Ja jullie. Mijn lezers. Vooral de trouwe lezers onder jullie. Zo. Heb nog geen twintig woorden neergetikt en ik voel me nog boos worden ook. Niets persoonlijks hoor. Ben blij dat jullie er zijn. En doorlezen. Al maakt dat, dat doorlezen, me nog jaloerser. En bozer.

Ik weet natuurlijk niet in welke omstandigheden jullie nu zitten te lezen. Is dat op een tablet in een luie stoel of in de trein of ergens waar niets en niemand je kan storen, heb je er speciaal tijd voor vrij gemaakt en dingen voor opzij gezet, dan ben ik milder. Zit je jezelf, terwijl je dit leest, op te vreten omdat je hier eigenlijk helemaal geen tijd voor hebt en wéét dat elke minuut die je hier nog langer aan verdoet je minstens vijf minuten kost aan energie die je voor iets anders bedacht had, dan heb ik niets gezegd. Dan kijk ik je zuchtlachend aan. ‘Vind jij dat ook zo frustrerend’, vraag ik je dan, ‘al die mensen die gewoon overal tijd en rust en energie voor lijken te hebben? En niet alleen als ze er speciaal tijd voor inplannen, zich afsluiten, even niets anders meer hoeven en er dus goed voor gaan zitten? Of als ze lamlendig in bed liggen, net niet ziek genoeg om te slapen, maar wel ziek genoeg om het tegenover de buitenwereld te kunnen verantwoorden dat ze nu even niets meer hoeven en dus eindelijk, eindelijk, eindelijk toekomen aan de – fysieke of digitale – stapel leesvoer die onder de stapels ’to do’ ligt te wachten voor ‘als ik eraan toekom’? Zeg je ‘ja’, ben ik nog blijer. ‘Dus jij zou ook graag eens wat vaker de rust willen hebben, ook op werkdagen, om een wat langer artikel te lezen, een persoonlijke mail te schrijven, een blog te volgen, je neus achterna te surfen op internet of iets anders niet-strikt-noodzakelijks te doen, om vervolgens de draad der verplichtingen weer op te pikken en ‘gewoon’ af te maken?’ Ja? Een soortgenoot, hoera!

Kort na onze uiting van verstandhouding, zal ik me natuurlijk weer van je afwenden. De klokt tikt door en er zitten nog 95 mails in mijn inbox, ik had Erwin beloofd vandaag toch echt de afwas en boodschappen te doen, heb me (stiekem, zonder toezeggingen te doen waar teleurstellingen op kunnen volgen) voorgenomen om naar de wasserette te gaan (wasmachine is stuk en het komt er maar niet van om achter een betaalbare vervanger aan te gaan) en ik heb nog vier teksten liggen die ik vandaag zou lezen en corrigeren of beoordelen en dan wil ik vanavond ook nog eens gewoon fit en vrij het weekend in gaan. Een onmogelijke combi. Dus eerst deze blog maar en dan zien we wel waar en wanneer en hoe dit keer het schip strandt.

‘Wat betekent AD(H)D voor jou?’ Dat was de eerste vraag in de eerste oefening die we op dag één van de opleiding Effectief met AD(H)D deden. Ik heb het over een kleine twee weken geleden – het was er nog niet van gekomen om wat dieper op de lesstof in te gaan. De vraag werd gesteld vanuit het idee dat ADHD geen stempel is. Voor iedereen die de symptomen bij zichzelf herkent, is het effect anders. En is dus iets anders nodig om daarmee om te kunnen gaan. Het eerste antwoord dat bij me opkwam: ‘Een bron van frustratie.’ En vervolgens noemde ik ook leuk wat positieve dingen. Doorzettingsvermogen, creativiteit, avonturen als mijn Argentijnse. Ben ik goed in, positieve kanten belichten. Altijd opgewekt, altijd optimistisch. Ook over opdrachten die ik zal vervullen, natuurlijk, dit keer, binnen de tijd. Naar opdrachtgevers toe, tenminste. Zodat ik weet dat ze iets van me verwachten. Wat voelt als de stok achter de deur die ik nodig heb om in actie te komen. Thuis ben ik realistischer, om het positief te zeggen.

Een bron van frustratie dus.

Deze week opnieuw. Woensdagavond. Ik fiets na de zenles terug naar huis en verzucht blij: ‘Goh, ik ben een stuk fitter dan vorige week. Toen, na de les waarin ik maalde over ‘Doe ik het goed?, viel ik zowat om van de slaap. Niet vreemd, kort na die twee dagen cursus en twee keer tot kort voor middernacht bloggen. Ik kan me niet het exacte moment herinneren waarop ik over de vermoeidheid heen was, maar woensdagavond wist ik opeens dat het zover was. Ik blij. En vol goede moed voor de volgende dag. Zou ik lekker vroeg opstaan, misschien wel een extra ronde mediteren, een half uurtje vrijuit schrijven, eindelijk het interview regelen dat ik regelen zou en een flinke slag slaan in het terugdringen van mijn emailachterstand. Daarna opgewekt mijn postronde doen, eindelijk verder te lezen in de cursusreader en, na een rustige maaltijd, ontspannen te genieten van een optreden van Herman Brusselmans, lang geleden gereserveerd door de trouwe fan aan mijn zijde. Om de volgende dag, vandaag dus, mijn handen helemaal vrij te hebben voor deze blog en vervolgens een maandenlang klaarliggende opdracht zonder deadline.

En toen sliep ik niet. Of nauwelijks. Lag te malen. Over die mails, die opdracht en dat dit bloggen wel erg veel tijd in beslag neemt. Dus ik stond op. Zette, tegen inmiddels heel goed beter weten in, de computer aan. Ging om half vier terug naar bed. Bleef ’s ochtends dus wat langer liggen. En toen Erwin van de nood een deugd probeerde te maken door hetzelfde te doen – hij heeft de hele week cursus en hoeft pas om half 10 de deur uit – gaf ik uiting aan mijn frustratie. ‘Ik dacht dat ik het tegenwoordig goed kom, vroeg opstaan en gewoon te doen wat ik van plan ben, maar volgens mij lukt dat alleen als jij ook vroeg opstaat en vervolgens de deur uitgaat.’ Van beginnende romantiek bleef weinig over. Ik zeg dit namelijk vaker. Het gaat namelijk altijd zo. Een fit en vrolijk vandaag, garandeert geen fit en vrolijk morgen. Hoe hard ik er ook bij zei dat het probleem geheel en al bij mij ligt en dat ik niet van hem verlang dat hij dus maar zo vaak en zo vroeg mogelijk de deur uitgaat, hij wilde het niet horen.

De rest van de dag sleepte ik mezelf voort. Geen extra meditatie en schrijven, het telefoontje over het interview bleef onbeantwoord, de mailachterstand bleef op peil, de postronde putte me uit en bij Herman Brusselmans zat ik te slapen. Naja, niet helemaal. Ik kreeg er net genoeg van mee, om zin te krijgen om te lezen. En te schrijven. Bij dezen.

Levens met een omweg

foto-hellens-bami-225x300Ojee, ik lijk verslaafd. Volgens de planning die ik met mijn stok-achter-de-deur-team (uitleg volgt nog wel een keer…) heb afgesproken, ben ik vandaag blogplichtvrij. En op dit moment ben ik eigenlijk met het eten bezig. Dinsdag ‘moet’ ik weer, op mijn vaders tachtigste verjaardag. Dat ik de pannen laat voor wat ze zijn, is dat die beruchte hyperfocus? Of ben ik gewoon erg enthousiast? Schijnt er ook bij te horen, bij dat ADD.

Ik probeer het kort te houden dit keer. Deel alleen even een inzicht, opgedaan in de AD(H)D-opleiding. Niet uit de lesstof, maar uit de vragen en verhalen bij koffie en lunch van mijn groepsgenoten. Iedereen uit die groep, heeft namelijk een zoektocht achter de rug. Net als ik. Langs banen, opdrachtgevers, relaties, woningen, alles. En hoe pijnlijk en frustrerend die zoektochten vaak ook zijn geweest, ze leveren mooie verhalen op. Opeens werd me duidelijk waarom ik, als ik bij een opdrachtgever de vrijheid heb om zelf mijn interviewkandidaten uit te kiezen, puur op hun persoonlijke verhaal, heel vaak uitkom bij mensen wiens leven,  om welke reden dan ook, via omwegen gelopen is. Opnieuw het feest der herkenning! Ik realiseer me dat ik, als vermoedelijk ADD-er, relatief lichte belemmeringen ondervonden heb in mijn leven, als je dat zet naast bijvoorbeeld iemand die aan de andere kant van de wereld waarin hij geboren is een nieuw leven heeft opbouwt, of iemand die in een probleemgezin is opgegroeid. Maar, overeenkomsten zijn er.  Ik zal voorbeelden daarvan de komende tijd op mijn site (op de site www.ankewelten.nl) rubriceren onder ‘levens met een omweg‘. En verhaal nu over mijn Pronkstukhoofdpersoon van gisteren, Hellen van Rabenswaay, met haar paarse magnetron.

In dit AD-stukje was voor haar levensverhaal geen plaats, wel voor haar eigenzinnigheid – ook zo’n eigenschap waar de hoofdpersonen in mijn verhalen patent op lijken te hebben. Heel in het kort, beperkt tot het beetje wat ik ervan weet: Hellen, nu 63 , kwam als jonge meid uit Suriname naar Nederland. Koken had ze altijd leuk gevonden, maar dat ze nu bijna fulltime vrijwillige kok is en ook thuis de keuken niet uit te slaan is, begon in 1985. Ze werkte bij een verzekeringsmaatschappij, iets administratiefs, en die maatschappij werd overgenomen door Nationale Nederlanden. Daar hield ze officieel een vergelijkbare functie, maar kreeg nauwelijks werk. ‘Als ik hier moet gaan zitten wachten op werk’, verzuchte ze toen een keer, ‘dan sta ik nog liever in de keuken.’ En daar kwam ze terecht. Eerst de spoelkeuken, langzaamaan mocht ze helpen bij het bereiden van steeds echtere gerechten, totdat collega’s jaloers werden omdat haar gerechten zelfs bij de burgemeester favoriet waren, en ze opnieuw naar de spoelkeuken verbannen werd. Maar daar kwam ze ook weer uit. Ik heb een keer haar bami mogen proeven, bij Resto Van Harte in buurthuis De Mozaïek in het Rotterdamse Oude Noorden. Lekker!

Hmm, ik zou  het kort houden dit keer. Tja, dat kost me moeite. En dan heb ik nog het gevoel dat ik Hellens verhaal eigenlijk tekort doe. Daarom, en gewoon omdat het leuk is, plaats ik hier haar bamirecept. En dan gaan we nu zelf eten.

Feest der herkenning

billyfrankalexandergrootfeestDe kop is eraf. Het eerste blok van Effectief met AD(H)D zit erop. Ik heb beloofd om daar vandaag nog over te bloggen. Dus dat doe ik. Al zit ik nu liever aan het water, of op mijn meditatiekussen, of op de bank. In stilte, dat wel, met of zonder Erwin. Mijn bed lonkt ook, trouwens. Twee volle dagen cursus is niet niets, helemaal niet als die cursus over jezelf gaat. Over een levenslange bron van frustratie en hoe je het remmende, zichzelf in stand houdende effect van die frustratie doorbreekt. Dat is leuk, heel leuk, vrolijk, hoopgevend en tegelijk heftig.

Ik geloof dat ik de theorie, de oefeningen, de Grote Inzichten, het Begin van Grote Veranderingen Die Komen Gaan,  nog even voor mezelf houd. Het moet nog bezinken. Wat ik wel alvast deel, is wat me de afgelopen dagen het meest gelukkig maakte en tegelijk diep raakte. Ik heb twintig ADD’ers en ADHD’ers leren kennen die heel verschillend zijn – variërend in leeftijd van achttien tot rond de zestig, mannen, vrouwen, techneuten, een manager welzijn, een beroepsmilitair, een scholier, een natuursteenrestaurateur, een verpleegkundige, een kermisklant, een hogeschooldocent, getrouwd, alleenstaand, samenwonend, werkloos, al jaren in hetzelfde bedrijf of structureel jobhoppend – en tegelijk ongelooflijk veel gemeen hebben. Wat me in één gesprek met de AD(H)D-coach al raakte, raakte me nu in vele-malen-meer-dan-twintigvoud: opeens was er weinig meer om uit te leggen. Dat je goed kunt zijn in je vak (en slim en sympathiek en inlevend) en vaak vol enthousiasme aan dingen begint, maar het allesbehalve vanzelfsprekend is dat dat dan afkomt. Dat de vaak levenslange zoektocht naar manieren om met beperkingen te leven, creatief, open minded, optimistisch maakt en je doorzettingsvermogen sterkt. Maar je ook kan afremmen, frustreren, verlammen als dat gezoek te lang te weinig oplevert. Dat bazen, partners, ouders, kinderen, opdrachtgevers, onderwijzers niet begrijpen hoe je in het ene wel heel goed kunt zijn en in het andere (plannen, opruimen, op tijd komen, routineklussen) niet. En dat luid en duidelijk of subtiel maar ondertussen laten merken.

Een feest der herkenning. Ik was met twintig vrijwel onbekenden en het voelde vertrouwd. Erom kunnen glimlachen dat meer dan de helft van de groep net iets na de officiële begintijd binnensjeest. Je samen af kunnen vragen of wij wel degenen zijn die ‘gek’ zijn, of al die – o zo gestructureerde, snelle, efficiënte, consequente, tikkie saaie – anderen. Maar ik heb ook al twee dagen een brok in mijn keel. Stel nou, dat ik tien jaar geleden had ‘ontdekt’, zo, in prettig gezelschap van ‘mensen zoals ik’, dat mijn ‘anders-zijn’ geen kwestie is van ‘niet goed mijn best doen’? Of twintig, of dertig jaar? Wat had dat me bespaard? Wat had dat me opgeleverd? Daarbij stilstaan doet pijn.

Bedtijd.

Genoeg gedokterd

genoeg gedokterd“O, dus die kunnen niets doen.” Mijn huisarts zei het bijna terloops. Ik had haar verteld over mijn prettige intakegesprek bij het ADHD-centrum. Anders dan bij de psycholoog die suggereerde dat ik ADD heb, hoefde ik bij de coach van het ADHD-centrum vrijwel niets uit te leggen. Niet dat ik graag om zes uur opsta omdat ik het fijn vind mijn dag in stilte te starten, niet dat een telefonische onderbreking van mijn werk me gemakkelijk een half uur omschakeltijd kost, niet dat ik, voordat ik een brief bezorg, eerst drie keer kijk of het adres klopt. Bekende verschijnselen, blijkbaar. Weinig hoeven uitleggen scheelde veel tijd. Eén uur intake bracht me verder dan zes uur psychotherapie.

De coach was alleen geen arts en geen psychologe. Mijn aanvullende verzekering bleek haar werk niet te vergoeden en verwees me naar de huisarts voor een verwijzing naar geregistreerde zorgverleners. De huisarts begreep dat. Met “die kunnen dus niets doen” bedoelde ze: “die kunnen geen medicijnen voorschrijven.” Net als de psycholoog bleek zij van mening dat behandeling van AD(H)D begint met medicijnen. “Eerst maar eens zorgen dat je wat rust krijgt in je hoofd. Je hebt al genoeg gedokterd”, aldus de psycholoog, na een sessie of zes die vooral over planning waren gegaan – de tips die ik al dromen kon. Ik was verbijsterd. Zowel mijn huisarts als mijn psycholoog acht ik hoog. Ze hebben me vaak goed en prettig geholpen. Maar gevraagd naar hoe ik me beter kan concentreren, evenwicht vind tussen doorrennen en niet vooruit te branden zijn en de mantra ‘Het zal wel weer niet lukken’ doorbreek, komen ze niet verder dan “neem maar een pilletje.”

Ik heb even getwijfeld. En er zijn toch zoveel mensen die medicijnen slikken voor AD(H)D? Ik sloeg het boek van Cathelijne Wildevanck erop na, ADHD Hoe haal je het uit je hoofd? Een indrukwekkend radio-interview met de directrice van het ADHD-centrum over haar tweede boek, De depressie op zijn kop, had me tot die intake gebracht. Wildevanck spreekt zich niet uit tegen of voor medicijnen, maar gaat ervan uit dat de werking van je hersenen ook op andere manieren te sturen is. Door vooral dingen te doen die bij je passen, bijvoorbeeld. Dat heb ik vaker gehoord. Bij de meditatielessen en op de retraites van Zen.nl. En als er ìets is dat me echt geholpen heeft om me beter te concentreren en te doen wat ik wil doen, is het meditatie zoals ik dat daar geleerd heb. Houd die medicijnen nog maar even bij je, ‘gevestigde orde.’

Morgen doe ik wat ik vier weken terug voor onmogelijk hield: ik begin aan de opleiding Effectief met ADHD/ADD. Dat kan omdat ik deed wat ik, “zelf dokterend” geleerd heb: delen wat er in me omgaat. Het bracht me een spontane lening, geoormerkte  envelopjes voor mijn verjaardag en een zelfbenoemd stok-achter-de-deurteam dat me sponsort. Volgens mij is mijn opleiding allang begonnen.  En, heel gek, zonder al teveel moeite.

NB: Gisteren in het nieuws: ADHD-patiënten krijgen op grote schaal een medicijn dat de geneesmiddelenautoriteit in 2011 als te gevaarlijk heeft gekwalificeerd. Dit meldt radioprogramma Argos. Het medicijn Concerta werd de afgelopen twee jaar voorgeschreven aan zeker 25.000 patiënten.